31 jul 2013

Mamie Minch - Bessie Smith - Mamie Smith



Als ik aan het schrijven ben, luister ik graag naar muziek. De muziek moet dan niet afleiden natuurlijk, maar moet me deels afsluiten, deels een achtergrond geven die de toon zet. Niet de toon van het verhaal of het blog dat ik aan het schrijven ben, maar de toon van mijn dagen. Zo heb ik dit voorjaar een stuk of tien of vijftien stukken geschreven met Thick as a Brick van Jethro Tull op de achtergrond. Een ideaal muziekje voor die gelegenheden omdat ik het al kende, maar toch ook al jaren lang niet meer gehoord had. 

Mamie Minch en Dayna Kurtz
Vanavond begon ik aan een kort verhaal. Als eerste achtergrondmuziekje koos ik Dayna Kurtz en Mamie Minch die samen een prachtversie van Mother Earth uitvoeren op het album For the Love of Hazel. Dat was geen goede keuze. Want het is maar een kort nummer en zonder er echt over na te denken, besloot ik nu eindelijk eens te gaan zoeken naar wat meer muziek van Mamie Minch, want haar samenwerking met Dayna Kurtz beviel me goed.




Het eerste nummer dat ik van haar vond was Sing Sing Prison Blues, een nummer dat in de dertiger jaren werd uitgevoerd door Bessie Smith. Die versie wilde ik natuurlijk ook horen. Bessie Smith is tenslotte een van de grote namen van de blues. 




Hoe ik van Bessie Smith toen Mamie Smith tegenkwam, kan ik niet meer helemaal reconstrueren. Ik vergeet steeds de stappen te noteren die ik op mijn speurtochten zet. En om nou de hele geschiedenis te gaan uitpluizen, nee, daar had ik geen zin in.
Maar waarschijnlijk heeft Google mijn zoekopdrachten goed gelezen. Achtereenvolgens Mamie Minch en Bessie Smith, beide met een blues over een gevangenis. Dan is die vent zeker ook geïnteresseerd in Mamie Smith met Jailhouse Blues. Da’s logisch. En het klopt.

Mamie Smith (1883-1946). Ik (her)kende de naam niet. Maar dat is volgens de pagina die ik over haar gelezen heb ook weer niet zo raar: weinig van haar werk is in de laatste jaren heruitgegeven. Maar dat is dan een pagina uit een encyclopedie uit 2002. Inmiddels staan veel van haar opnamen op Youtube.
In alle werken over de geschiedenis van de blues zal ze wel genoemd worden. Ze was namelijk de eerste ‘African-American female performer to make a phonograph record.’ Dat kostte trouwens nog moeite genoeg. Columbia weigerde haar gewoon. Bij de voorloper van RCA (Victor) mocht ze wel een opname maken van het lied That Thing called Love, dat wil zeggen: ze mocht voor een proefpersing invallen voor de blanke Sophie Tucker, maar ze weigerden die opname uit te geven.
De persing kwam toch naar buiten en werd gekocht. En dus werd hetzelfde nummer nog een keer opgenomen. Nu op het OKeh-label (1920). Op de achterkant stond You can’t keep a good man down. De verkoop ging goed en dus mocht ze nog in hetzelfde jaar Crazy Blues opnemen. Daar werden honderdduizenden exemplaren van verkocht. Er ontstond een nieuwe markt: Race Records. Opmerkelijk –zegt de site - was dat dit vrij jazzy nummer de markt opende voor de blues. Niet voor niets heette haar begeleidingsgroep de Jazz Hounds.



De clip uit 1929 van Jailhouse Blues komt uit een korte filmmusical met die titel. In de dertiger jaren speelt ze in nog meer (muziek)films. En ze gaat zelfs toeren in Europa. Daarbij doet ze onder andere Duitsland aan. In 1936! Dat zal vast niet op uitnodiging van de NSDAP zijn geweest. Maar ze maakte wel zo veel indruk op haar publiek dat een aantal Duitse fans 28 jaar na haar dood in 1946, een grafsteen liet maken en verschepen naar de Verenigde Staten (1964).
En dat vind ik nou mooi.


Mamie Smith – Bessie Smith – Mamie Minch. Met mijn verhaal ben ik niet erg opgeschoten, maar ik vond en vind het een mooie reis.





29 jul 2013

Rue de l'Inquiétude



Rue de l'Inquiétude

Als je iets zoekt, vind je iets anders. Ik zocht de Rue de l’Inquiétude in Namen. Nee, ik zocht haar niet, ik vond haar. Op Google Earth. Ik zocht een McDonalds in Namen. We zouden namelijk een dagtochtje maken, D., J. en ik. We kozen voor Namen omdat we (D. en ik) bij ons vorige bezoek de Citadel maar zeer ten dele hadden bekeken met in ons achterhoofd dat dat ook wel iets voor J. zou zijn. En als J. meegaat, dan moet er ook een McD. bezocht. Dus tikte ik bij Google in: McDonalds Namen. Ze hadden er een. Vlak bij het station. Mooi.

Hoekhuis Rue de l'Inquiétude
Ik keek nog wat verder op het kaartje dat Google me aanbood, ik keek nog eens en zag de naam: Rue de l’Inquiétude. Ik besloot dat mijn doel voor het bezoekje aan de hoofdstad van Wallonië zou worden: een foto maken van het straatnaambordje van de Bezorgdheidstraat, de Kommer-, Angst- of Bangheidstraat. Bij ons vorige bezoek had ik de straat al gezien vanaf een terras vlak bij het station en de bloedrode kleur van het hoekhuis beviel me wel. Maar we zijn er toen niet doorheen gelopen. Maar toen wist ik de naam ook nog niet.

Dat wilde ik nu dus meteen inhalen. Na ons bezoek aan McDonalds sloegen we dus twee keer rechtsaf en we waren er. Jammer genoeg was er geen straatnaambordje te vinden. Een vreemde, smalle straat. Aan de ene kant achterkanten van huizen, o.a. van die McDonalds. De andere kant was ook niet erg verwelkomend. Wel stond er een oud huis met een mooie entree, maar dat had overduidelijk zijn beste tijd gehad. Ook aan het andere eind van de straat was geen straatnaambord te vinden.
Voetstappen in de Rue de l'Inquiétude
En we vonden een plek waar de straat was gerepareerd met beton. In dat beton waren voetafdrukken gemaakt. Vandalisme, dronkenschap of een combinatie daarvan, dacht ik om mezelf gerust te stellen. Dat vond ik nodig, want ik wilde een aangename dag zonder speurtochten.

Dat lukte wonderwel, al werd ik tegen het einde van ons uitje stilletjes maar overtuigend herinnerd aan mijn taak: het zoeken naar en verslag doen van raadsels. In de muur van het theater namelijk vond ik een plaquette die herinnerde aan het Festival Tintin dat in 2009 in Namen georganiseerd was. Het Kuifje-festival. Op de plaquette is een van de plaatjes uit De krab met de gulden scharen in brons uitgevoerd. Het is de scene waarin Kuifje voor het eerst Kapitein Haddock ontmoet. De onversaagde reporter klimt samen met
Kuifje, Bobbie en Haddock
zijn hond Bobbie door een patrijspoort van het drugsschip de Karaboudjan en ziet daar aan tafel de volslagen bezopen kapitein. Haddock weet, dronken als hij is, totaal niets van de andere drugs die op zijn schip aanwezig zijn, verstopt in conservenblikjes krab. Dat is allemaal de schuld van Alan en Rastapopoulos. Nou ja, Kuifje regelt het allemaal en, al wordt hij bij zijn inspanningen meer gestoord dan geholpen door de kapitein, hij blijft tot het eind der tijden met hem bevriend.

Over het uitstapje ga ik hier niet veel meer vertellen. Het was leuk. Aangenaam gezelschap, mooi weer, lekker gegeten: natuurlijk was het leuk. Wat me opviel op zowel de heen- als de terugreis was dat D. vroeg naar Mons. ‘Is dat een leuke stad?’ Ik kon geen antwoord geven op haar vraag, want ik ben er nooit geweest. ‘Gaan we daar een volgende keer naar toe.’ zei D.

Thuisgekomen zag ik de voetstappen in het beton en Kuifje in de muur van het theater op mijn beeldscherm. Ik besloot op zoek te gaan naar de herkomst van de naam van de Rue de l’Inquiétude. Ik vond een site die zo’n beetje begon met de opmerking: ‘Tja,ik weet het ook niet… ‘ Maar ik was al blij dat úberhaupt iemand over die straatnaam geschreven heeft.
Een volgende link bracht me bij een straat met een vergelijkbare naam in een andere plaats. Jawel, in Mons is er een Chemin de l’Inquiétude. Ook hier vond ik niets over de herkomst van de naam, maar de Wikipediapagina waarop ik terecht kwam, was verontrustend genoeg.

Op 24 maart 1997 namelijk werd er in de Chemin de l’Inquiétude een vuilniszak gevonden met lichaamsdelen. Die vondst sloot aardig aan bij andere, eerdere en latere, vondsten. Het ging (en gaat) over waarschijnlijk vijf vrouwen die vermoord en in stukken gesneden zijn. Andere, vergelijkbare vondsten in Mons en omgeving vonden onder andere plaats in de Rue du Dépôt (Dépôt mortuaire = lijkenhuis), in het riviertje Haine (haat), en in de Rue de la Trouille (Straat van de Angst).

Men gaat ervan uit dat er sprake is van een seriemoordenaar: Le Dépeceur de Mons (de Slachter van Bergen). De politie tast eigenlijk nog in het duister. Wel is er iemand veroordeeld die in New York (1990) en in Albanië (2007) vergelijkbare moorden heeft gepleegd. Die man is, als ik het allemaal goed begrijp, nog steeds op vrije voeten. Hij heeft telecommunicatief meegedaan aan het proces in New York en hij is dus schuldig bevonden, maar omdat hij als geboortige Montenegrijn nu ook weer in dat land woont, kan hij niet uitgeleverd worden. Waarschijnlijk heeft hij met de moorden in Mons en omgeving niets te maken, er zijn althans geen aanwijzingen voor gevonden, behalve de vaardigheden met het scalpel.

Kortom, ik weet nog niets over de herkomst van die straatnamen. Ik weet niets over de moorden in Mons. Ik weet wel dat ik over niet al te lange tijd in Mons zal zijn en in die straat. D. gaat mee, voor de stad en omdat ze ook wel houdt van dit soort toevallen. En J. houdt van bloederige verhalen, al ligt hij er wakker van. Dus die gaat ook mee. Als er een McDonalds is.





23 jul 2013

Friedrich Hollaender



Het ene blog leidt tot het andere, dat zie je vaker. Zelf merk ik het nu aan twee voor mijn doen lange blogs die nog niet gepubliceerd zijn en waarvoor ik meer en meer materiaal aan het bij elkaar lezen ben. Maar ik heb de juiste toon nog niet getroffen.
Dat zat me een beetje dwars en daarom zocht ik wat afleiding in de muziek van Meret Becker waarover ik op 9 juli schreef. Dat blog kwam weer voort uit het blog waarin Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny aan de orde kwam.

Ik plaatste op dat eerste blog Meret Beckers Wenn ick ma tot bin een gedicht met een muzikale uitleiding. Dat werkje beviel me ontzettend goed o.a. door het Berlijnse dialect waarin het geschreven is en door zijn naturalistische inslag. Het origineel - als lied - stamt uit 1921 (en niet 1929, zoals ik in het blog schreef) en is geschreven door Friedrich Holländer. In de versie uit 1929 die ik ook in het blog plaatste voert Holländer het uit samen met zijn toenmalige vrouw Blandine Ebinger.
Het vertelt de fantasie van een jong meisje over haar begrafenis. Ze stelt zich de ceremonie voor, de kaarsen en de tranen, haar intrede in de hemel. De enige die wel tevreden zal zijn over haar dood is haar tante, want als je dood bent, dan eet je niets meer. Het weesmeisje woonde waarschijnlijk in een van de Berlijnse Hinterhöfe, haar bescheiden schatten geeft ze na haar dood met plezier aan vriendinnen, want ze wil wel herinnerd worden. Al de aandacht die ze krijgt, zorgt ervoor dat de dag van haar begrafenis de mooiste dag van haar leven zal worden. 

Wenn ick ma tot bin

Wenn ick ma tot bin und in ’meim’ weißen Seidenkleid
in meinem weißen Sarge liege mit Bescheidenheit,
dann fällt die Schule aus,
dann geht’s zum Kirchhof raus,
die janze Klasse kommt bei mir ins Trauerhaus.
Die wolln’ ma alle sehn’
Wenn ick ma tot bin, wenn ick ma tot bin, ach, det wird so scheen.

Wenn ick ma tot bin kommt och Pastor Eisenor,
der liest `n schön’ Vers aus seine Bibel vor:
"Der ohne Schuld tut sein, der Wirf den ersten Stein
 uff Lieschen Puderbach, det liebe Engelein!“
Doch ick, ick lieg janz still, wenn ick ma tot bin mach ick wat ick will.

Wenn ick ma tot bin zündense jelbe Lichter an,
die stellnse rechts und links an mir janz dichte ran,
dann fällt een goldner Schein uff mein verstorbenet Jebein,
und unser Lehrer, der fängt janz furchtbar an zu wein’.
Nur Tante freut sich sehr,
wenn ick ma tot bin, wenn ick ma tot bin, eß ick doch nüscht mehr!

Wenn ick ma tot bin schick ick aus mein kleenet Grab
mein’ letzten Willen und wat ick zu vermachen hab:
Mein Püppchen ohne Kop’
Mein rotet Band von Zop’
und dann och noch de (…?...) Perlmutterknop’,
de will ick Truden schenken,
wenn ick ma tot bin, wenn ick ma tot bin sollse an ma denken!

Wenn ick ma tot bin, denn fängt erst mein Leben an,
wenn ick durchs Wolkenmeer und Himmel schweben kann.
Die Engel tiriliern’, die Geigen jubiliern’,
wennse zum Empfang von Lieschen alle uffmaschiern.
Mensch, machen die ‘nen Krach,
wenn ick ma tot bin, wenn ick ma tot bin, is mein schönster Tach!


Op de site over Friedrich Holländer kom ik dat nummer niet tegen. Wel veel andere bekende titels. Zo schreef hij onder andere de muziek voor Der blaue Engel, de film van Joseph von Sternberg waarmee Marlene Dietrich haar onsterfelijkheid begon. Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt en Ich bin die fesche Lola o.a. 



Leuk rondom die film is de manier waarop het begin van Dietrichs internationale carrière samenviel met het begin van het einde van die van de andere, de
Jannings en Dietrich
eigenlijke hoofdrolspeler, Emil Jannings. Jannings speelde de rol van Professor Rath, de gymnasiumdocent die verliefd wordt op Lola-Lola, de ster van het cabaret waar hij eigenlijk op neerkijkt. Hij wordt gek van liefde en het verhaal eindigt ermee dat hij probeert zijn ontrouwe geliefde te wurgen.
In het echte leven was Jannings ook jaloers. Op Dietrich. Hij zag dat Sternberg veel meer aandacht had voor het rijzende sterretje dan voor hem. Hij begon zich te misdragen op de set en hij dreigde zelfs Dietrich te wurgen.

Op Youtube is de hele film te zien. In het Duits, met Engelse ondertiteling. Maar er bestaat ook een Engelstalige versie, tegelijkertijd met de Duitstalige opgenomen, zoals dat wel vaker gebeurde in de begintijd van de geluidsfilm.
Der Blaue Engel (1930) was een van de laatste grote films van de bekende Duitse UFA-studio. Sternberg, Dietrich en vele anderen vertrokken, ze wisten dat Duitsland in de komende jaren geen aangename verblijfplaats zou zijn.

Ook Holländer wist dat. Zijn muziek was entartet, zijn cabaret te kritisch en vooral was hij joods. En hij had een tekst geschreven dat de ideeën van de Nazi’s maar al te goed weergaf: An allem sind die Juden Schuld (1931). (Op de muziek van Habanera uit Carmen van Bizet)


Als je de titel bij Youtube intikt, krijg je een hele rits resultaten. De meeste kun je gewoon aanklikken en bekijken, maar als je kiest voor
The following content has been identified by the YouTube community as being potentially offensive or inappropriate. Viewer discretion is advised.

Via een ander resultaat kom je bij de zelfde versie uit met Holländer zelf aan de piano. Daar vind je bij de commentaren o.a. dit hoogstandje:
Auch wenn die Sängerin es ironisch meint, die Juden sind nunmal für Weltweite Kriege, Finanzkrisen und viel Elend auf der Welt verantwortlich!!!
Ingewikkeld hoor, satire.

Sabrina
Hij vertrok dus in 1933 en via Parijs kwam hij in Hollywood waar hij de muziek schreef voor meer dan honderd films. De bekendste (voor mij) is Sabrina (1954) van Billy Wilder, met Humphrey Bogart en Audrey Hepburn.
In 1956 keerde hij terug naar Duitsland. In 1976 stierf hij in München. Zijn werk wordt intussen nog veelvuldig gezongen. Vooral natuurlijk zijn von Kopf bis Fuß: Udo Lindenberg, Een house-versie bij een commercial van de Mazda 323 in 1992, Irmgard Lebherz /Pascal Fricke , of in de Engelse vertaling: Falling in Love again: Doris Day, Christina Aguilera, Bryan Ferry.

In Potsdam (vlakbij de oude studio’s geloof ik en vlakbij de grens met Berlijn) is een straat naar hem genoemd. Ze loopt evenwijdig aan de Marlene Dietrich Allee en (aan de andere kant) de Joseph von Sternbergstraße. Zo hoort dat.

18 jul 2013

Allegrenzenweg



Als er één grens is, zijn er twee landen. Er is dus altijd een grens minder dan dat er landen zijn. Een land meer dan dat er grenzen zijn. Dat er in Vaals een Viergrenzenweg bestaat, zou dus betekenen dat daar vijf landen aan elkaar grenzen of gegrensd hebben. Dat is natuurlijk niet zo.
Vaals heeft behalve een Viergrenzenweg ook nog een Drielandenpunt. Dat is de zeer correcte aanduiding van het punt waar Duitsland, België en Nederland bij elkaar komen. Dat punt is er ondanks Europa nog steeds, al zijn de grensmarkeringen, de grenspalen dus, een aantal jaren geleden wel verplaatst. Zomaar, zonder oorlogen of langdurig overleggen op topniveau.
Die Viergrenzenweg herinnert aan de pakweg honderd jaar dat het merkwaardige construct Neutraal Moresnet bestond. Dat wil zeggen aan het grootste deel van die honderd jaar. Toen Pruisen en Nederland het na de nederlaag van Napoleon niet eens konden worden in welk land de zinkmijn Vieille Montagne/Altenberg in Kelmis (La Calamine) zou moeten liggen, besloten ze in 1816 het 344 hectare grote gebiedje maar gezamenlijk te gaan besturen.

Maar omdat België en Nederland tot 1830 één
land vormden, waren er tot dan geen vier landen, maar drie. Tussen het begin van de Belgische Opstand in dat jaar en het definitieve verdrag waarin alle zaken geregeld werden (1839) hoorde het huidige Nederlands Limburg de facto grotendeels bij België.
Er was in die tijden dus steeds een drielandenpunt, al werden daar toentertijd nog niet van die afzichtelijke souvenirs verkocht, veronderstel ik. Tot 1918 heeft Neutraal Moresnet als min of meer zelfstandige entiteit bestaan. De laatste vier jaar dan wel weer als door Duitsland bezet gebied. Fred Dijs heeft er een mooie documentaire over gemaakt die te vinden is op Youtube: Het vergeten land van Moresnet (1990). Op die docu kom ik later waarschijnlijk nog terug in verband met de verschillende talen c.q. dialecten die erin gesproken worden.
Van 1839 tot 1918 was er op de Vaalserberg dus sprake van een Vierlandenpunt. Maar geen aanleiding voor een Viergrenzenweg. Tenzij je het begrip grens definieert als de lijn die het einde van een land aangeeft. Maar dat eng-nationalistische standpunt valt niet echt te verdedigen als je je realiseert dat als er maar een land zou bestaan er natuurlijk geen grens zou zijn. En eigenlijk natuurlijk ook geen land. In dat geval zou je de Viergrenzenweg kunnen omdopen in Allegrenzenweg. Dat lijkt me wel wat.
Grenspaal XXX, Neutraal Moresnet
Een grens is een lijn en een lijn heeft geen breedte. Een grens is dus geen fysieke aanwezigheid al worden her en der in de wereld verwoede pogingen gedaan er iets fysieks van te maken: prikkeldraad, slagbomen, hekwerken, muren en meer van dat fraais. Zodra dergelijke constructies worden opgezet, overschrijden ze de grens die ze zelf aanduiden. Aan de ene kant, aan de andere kant of - als ze het netjes doen – aan beide kanten.
Een mooi voorbeeld van niet netjes was natuurlijk de Berlijnse Muur. Die was ongeveer een meter voor (of achter, afhankelijk van het standpunt) de grens opgetrokken. De onderhoudsploegen moesten de muur tenslotte ook aan de ‘west’kant kunnen repareren. Dat had als leuke bijkomstigheid dat ik tijdens mijn eerste nacht ooit in Berlijn met mijn voeten in de DDR (Bezirk Potsdam) sliep en met de rest in West-Berlijn. De volgende dag adviseerden de beheerders van de camping de tent zodanig te verplaatsen dat ze in zijn geheel in het westen stond: de grenssoldaten konden wel eens vervelend doen.
Een leukere oplossing werd gevonden in de Selfkant. Dat gebiedje in het uiterste westen van Duitsland hoorde tussen 1949 en 1963 bij Nederland. Het was een deel van de herstelbetalingen die Duitsland moest verrichten na de Tweede Wereldoorlog. Toen Duitsland het gebied weer terugkocht voor 280 miljoen D-Mark was ook een oplossing gevonden voor de door Nederland aangelegde weg door de streek die als belangrijke verbinding gold tussen de Oostelijke Mijnstreek rondom Heerlen en de geplande (maar nooit voltooide en in gebruik genomen) Staatsmijn Beatrix in het Meinweggebied bij Roermond. De weg zou Nederlands gebied blijven, alle op- en afritten naar (nu weer) Duits gebied werden afgesloten en er werden viaducten gebouwd om de Selfkant met de rest van Duitsland te verbinden. De grens werd zo op een aantal plaatsen een paar meter de lucht in getild en je kon er in je auto en zonder paspoort onderdoor rijden. Intussen is de weg gewoon Duits geworden en aangesloten op het bijbehorende wegennet.
Terug naar de Viergrenzenweg. De naam klopt niet en heeft ook nooit geklopt. Het voert allicht te ver de geopolitieke werkelijkheid aan te passen aan de naam van die weg. Omdat een Viergrenzenweg vijf landen veronderstelt, zouden we maar liefst twee nieuwe landen moeten laten ontstaan. Daarom gaat mijn voorkeur uit naar het veranderen van de straatnaam. Zoals hierboven al gezegd, lijkt Allegrenzenweg een fraai alternatief. Ik overweeg een verzoek dienaangaande in te dienen bij de gemeente Vaals.


Ook op Youtube, uit: De Wereld van Boudewijn Büch over Moresnet. (1998)