28 jun 2013

Diploma-uitreiking



Een school is een organisatie. Waar iets georganiseerd wordt, gaat iets fout. Dat hoort zo. 

Een diploma-uitreiking is ook veel georganiseer, dus zijn er veel kansen om fouten te maken. Dat gebeurde dit jaar eigenlijk nauwelijks. Voor de organisatoren is dat prettig. Voor de toeschouwers minder. Want waar alles gladjes verloopt, slaat de saaiheid al snel toe.
Gelukkig was er Andy. Zijn achternaam begint ergens achter in het alfabet dus erg misgaan kon het niet meer. De geslaagden werden in groepjes van vier naar voren geroepen om hun diploma’s en de felicitaties plus een paar goodies van directie en mentoren, van oudervereniging en weet ik wat nog meer in ontvangst te nemen. De sfeer was gemoedelijk en alles liep naar wens.
De ceremoniemeester, een zeer gedreven en gewaardeerde collega, riep de vier namen om:  R., Andy, V. en Y. Alfabetisch klopte het dus. R. wilde het podium betreden, maar achter hem riep Andy, dat hij iets wilde zeggen. De ceremoniemeester twijfelde even, maar besloot toch het programmaboekje te buiten te gaan. Dit was Niekée tenslotte, een school waar het eigen initiatief van de leerlingen hoog in het vaandel stond. Hij nodigde Andy uit op het toneel.
Andy nam de microfoon over en buiten enkele lichte trillingen in zijn stem deed hij het voortreffelijk. Hij hield een speech die klonk als een klok. Onderwerp was  Wim, een van de conciërges. 

“Eigenlijk,’ zei Andy, ‘heb ik mijn diploma maar aan een man te danken. Dat is
die man die steeds aan de achterkant van de school een sigaret stond te roken, maar die even later – aan de voorkant – kwam zeggen dat roken absoluut verboden was op het schoolterrein.’
Maar met die vermaning gingen ook steeds gesprekken gepaard. Hele filosofieën werden uitgewisseld. Daarvoor wilde Andy Wim bedanken. Hij deed dat door middel van een pakje shag. 

Na zijn toespraak, nog vol van adrenaline, nam Andy de hand van de directeur en het diploma in ontvangst. Hij liep naar de lessenaar die voor de gelegenheid op het podium was gezet, pakte de pen en zette een –waarschijnlijk ferme – handtekening onder het diploma. Zijn diploma.
Of nee, toch niet. ‘Stop!’ riep de ceremoniemeester. Andy’s impromptu had hem enigszins van de wijs gebracht. Maar het alfabet was onverbiddelijk. De directeur, die zijn stapel uit te delen diploma’s gewoon top-down benaderde had Andy het voor de hand liggende diploma gegeven. Maar dat was niet het goede. Het was het diploma van R., wiens tweede letter van de achternaam een –a- was. Die van Andy een –ij-.
Andy had zijn handtekening gezet onder het diploma van R. Ook een welverdiend diploma, trouwens. Aardig detail is dat Andy autoch- en R. allochtoon is. Mooie verbroedering. Voor de show en de foto zette R. zijn handtekening door die van Andy. Andy tekende zijn eigen diploma.

Uiteraard is alles goed gekomen. De vice-examensecretaris  zorgde snel voor een nieuw exemplaar van R.’s diploma. Daarop heeft hij – waarschijnlijk zonder verdere getuigen – zijn handtekening nog eens gezet.

De ceremoniemeester voelde zich na afloop enigszins bezwaard. Dit had niet mogen gebeuren. De directeur waarschijnlijk ook. Andy niet. Die had waarschijnlijk iets te veel gedronken en was niet bereikbaar voor commentaar.
Zoals gebruikelijk had de leerling gelijk.
En wij – de toeschouwers – hebben genoten.

19 jun 2013

Alle wahrhaft Suchenden werden enttäuscht.



Toen ik pas geleden de nieuwe cd van Dayna Kurtz binnenkreeg, mocht ik
Mahagonny/Vlaamse Opera, 2011
meteen ook een andere van mijn  favorieten uitpakken: Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny van Brecht en Weill. Ik ken het stuk al jaren, maar dan als tekst, ik kocht het als boekje toen ik nog op de middelbare school zat of een jaar of een, twee later. Toen kende ik natuurlijk ook het bekendste nummer uit die opera. In de versie van The Doors natuurlijk. Later heb ik enkele uitvoeringen van het geheel  op tv gezien.
Ik kende de Dreigroschenoper al, dus de grootste verrassing was er af. Maar Mahagonny verbaasde me toch elke keer weer. De muziek vond ik in mijn jonge jaren soms wel ‘een uitdaging’. Ik was meestal met heel andere muziek bezig.

Jetzt hab’ ich gegessen zwei Kälber, und jetzt esse ich noch ein Kalb.

Ik wist vanuit de literatuurlessen op het vwo natuurlijk wel iets van het ‘epische Theater’ en de ‘Verfremdungseffekte’ die Brecht en Weill gebruikten, maar ik begreep ze pas echt bij de uitvoeringen van Mahagonny. De Dreigroschenoper had me toch minder duidelijk gemaakt. In de Dreigroschenoper leek het over sociale misstanden en zo te gaan. Natuurlijk ging Macceath met grote  regelmaat naar de hoeren en er viel een leerzame tekst over seksverslaving te lezen of te beluisteren, maar in Mahagonny ging en gaat het over veel echtere seks. Althans in de uitvoeringen die ik zag (en nog meer in de uitvoering die ik voor mezelf bedacht als ik het beduimelde boekje las), kreeg ik een beeld van seks en hoeren dat me erg aansprak. Dat het beeld maar zeer ten dele met mijn toenmalige werkelijkheid overeenkwam, deed daar niets aan af.

Liebe die ist doch an Zeit nicht gebunden, Jungens mach rasch denn hier geht’s um Sekunden

Lotte Lenya
Otto Dix, Sylvia von Harden
In de Dreigroschenoper kwam al een Jenny voor (Die Seeräuberjenny), in Mahagonny was er een uitgebreide rol voor Jenny Hill weggelegd. Die rol was over het algemeen weggelegd voor Lotte Lenya, de echtgenote van Kurt Weill. (Ze zijn twee keer met elkaar getrouwd, in 1926 en 1937.) Ik ontwikkelde een zwak voor de naam Jenny. Maar ook voor Lotte Lenya. Voor haar stem dan. Behalve op de foto waarop ze weggelopen lijkt zijn van een schilderij van Otto Dix vind ik haar niet aantrekkelijk. Dat ik haar later nog in een James Bond film zag, maakte het niet beter: Eng Duits mens! Ze was Oostenrijkse.
Toen ik nog  weer later in het echte leven een Jenny leerde kennen, wilde ik verliefd op haar worden. Maar ze had een mooi en zacht gezicht en een ook zachte, ietwat omfloerste stem. Dat viel tegen.

Denn wie man sich bettet so liegt man

Es deckt einen da keiner zu

Und wenn einer tritt dann bin ich es

Und wird einer getreten dann bist du’s

Dit blog gaat nergens naar toe. Behalve dan dat ik door een zwerftocht door Youtube ene Meret Becker heb leren kennen. Er is nog zoveel dat ik niet weet en niet ken! Hieronder een prachtversie van de Moon of Alabama, samen met Nina Hagen.

En omdat we toch aan het dolen zijn ook nog dit, van Meret Becker in mooi Berlijns: Wenn ick mal tot bin:


 En het origineel uit 1929 door Blandine Ebinger (met erg veel kraak).



Goed. Zou ik proberen dit blog zo te draaien, dat er nog een lijn in lijkt te zitten? Zou ik een cirkel proberen te maken naar de zin die ik als titel gepland had, omdat ik hem zo mooi vond?
Alle wahrhaft Suchenden werden enttäuscht.
Ik werd niet enttäuscht, ik werd gelukkig. Ik had tranen in mijn ogen.
Bin ick ebend keen wahrhaft Suchender.




PS: De cursief gedrukte zinnen zijn natuurlijk, net als de titel van het blog, citaten uit Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny.  Brecht is hofleverancier van prachtzinnen.

15 jun 2013

Secret Canon vol.2 - Dayna Kurtz



Op 4 juni verscheen de nieuwe cd van Dayna Kurtz, Secret Canon  vol.2 in de Verenigde Staten. In Europa duurt het nog tot september. Zo lang kon ik natuurlijk niet wachten, je bent fan of je bent het niet tenslotte. Ik heb de cd in de V.S. besteld. Dat  is natuurlijk hopeloos ouderwets en nodeloos duur. Geduld hebben en downloaden is stukken goedkoper. Dan maar ouderwets, zodat de artiest er tenminste wat meer aan verdient en ik wat eerder kan genieten. Ik ben niet echt een zeloot op dat gebied, ik koop niets van muzikanten die toch al stinkend rijk zijn, ik download het ergens gratis. maar  echt goede, minder bekende muzikanten, die betaal je.

Net als Vol. 1 is Vol. 2 een mix van niet eerder gecoverde nummers van andere artiesten en eigen werk.
Terwijl ik dit schrijf, zit ik voor de tweede keer te luisteren. En het is weer een juweel. Wat bluesier dan Vol. 1. Er zit een New-Orleansklank in, maar misschien leg ik er dat meer in dan dat het daadwerkelijk het geval is. Dayna Kurtz is pas geleden verhuisd van New York naar New Orleans, Louisiana (Nola), een stad waar elke rechtgeaarde Amerikaanse artiest natuurlijk een zwak voor heeft. 


Op haar site staat een citaat uit een bespreking waarin ik me helemaal kan vinden en dat ik dus maar hier plak.
Dayna Kurtz is the kind of artist who inspires wild-eyed zealotry among her fans, and there are 3 reasons for it: 1, she's an artist's artist, one whose whiskeyed, determined alto often earns her comparisons with Nina Simone; 2 while Europeans adore her, she's obscenely underappreciated in her own country; and 3, her songs straddle a difficult space between jazz, rock, and folk, & are pure poetry.

Het citaat staat op de pagina waarop ze haar merchandise aanbiedt. Van die pagina heb ik ook twee artikelen in huis. Een T-shirt en een lp, vinyl dus, gekregen als dank voor het (met een miniem bedrag) meefinancieren van die lp. Crowdfunding, dus. Het T-shirt zou ik kunnen dragen, maar eigenlijk houd ik niet zo van T-shirts, behalve als ‘onderhemd’ in koude tijden, en al helemaal niet met opdruk. En de lp kan ik niet afspelen, omdat ik al jaren geen platenspeler meer heb.

Dayna Kurtz in Venlo, 2006, foto Ronald Rietman
Zoals uit het bovenstaande citaat al blijkt, is Dayna Kurtz bekender in Europa dan in haar eigen land, en wat mij betreft mag dat wel zo blijven. Nu komt ze tenminste met een vrij grote regelmaat naar Europa, en dan vooral naar Nederland en Spanje. Afgelopen jaar was ze nog in o.a. Paradiso en eind deze zomer speelt ze daar weer. Ik denk dat ik daar dan ook weer ben. Samen met D. want die heeft ook een zwak voor die andere D. ontwikkeld. Een van onze eerste gezamenlijke uitjes ging naar Venlo waar Dayna Kurtz optrad in een veel te volle, te rumoerige en te hete tent op een festivalterrein. D. was er ook die laatste keer bij (2012), in Paradiso waar D.K. veel van Secret Canon vol.1 speelde.


Mijn buitenwereld heb ik nog niet echt op het spoor van Dayna Kurtz kunnen zetten. Behalve dan die keer dat iemand zei dat ze zelfs van een nummer als Those were the Days (op: Beautiful Yesterday) iets moois wist te maken. Dat is dat nummer waarmee Mary Hopkin in 1986 het Songfestival won. D.K. zegt er in haar inleiding iets over (Paradiso, 2004).
Mary Hopkin
Een  nummer trouwens dat - ontdek ik net op Wikipedia - een cover was van een Russisch lied van Boris Fomin (1900-1948) en dichter Konstantin Podrevskii.
Ik plaats hier een paar versies om D.K.’s eigenwijsheid te vieren. Want dat is, denk ik wat me het meest aan haar bevalt, haar eigenwijsheid. Naast (natuurlijk) haar stem, haar gitaarspel, haar muziekkeuze, haar schrijven en haar muzikantenkeuze. 




De eerste versie. Van Alexander Vertinsky.




O ja, de bedoeling is dat je luistert naar fragmentjes van Secret Canon vol. 2. Hier kan dat.
En dan kopen natuurlijk.

11 jun 2013

Orde

16-03-2013

De oudst bekende afbeelding van Franciscus van Assisi

Elke naam heeft zo veel betekenissen, dat hij geen zin meer heeft. Neem nou die nieuwe paus: Franciscus I. Omdat hij geen rijbewijs heeft, maar een busabonnement, legt iedereen meteen een link met Franciscus van Assisi. Dat ook wel eens Franciscus Xaverius bedoeld kon zijn, bedacht men pas in tweede instantie en dan werd het verhaal meteen beduidend minder hoopgevend. De Jezuïeten immers, waarvan deze Franciscus een van de eerste zes leden was, deze hoogmoedige filosofen en theologen, deze ontdekkingsreizigers in het geloof, deze soldaten van Christus waren nooit erg geliefd, zelfs niet binnen hun eigen katholieke kerk. Te zelfstandig waren ze (want alleen onderworpen aan de paus), te intelligent en te daadkrachtig. Van Xaverius wordt gezegd dat hij meer heidenen heeft bekeerd dan de apostel Paulus. Ik bedoel maar. En hij deed dat tot in Japan en China aan toe.

Hoe anders is het beeld van die andere Frans, die van Assisi. Ten eerste: hij heette eigenlijk geen Frans, maar Jan, nou ja, Giovanni. Die naam was hem gegeven door zijn moeder. Zijn vader (zegt het ene verhaal) noemde hem Francisco (= Fransman) omdat hij (de vader) tijdens de bevalling op zakenreis was in Frankrijk. Logischer lijkt me de andere verklaring: tijdens zijn wereldse leven reisde Giovanni met een zekere regelmaat naar Frankrijk om daar zaken te doen voor het bedrijf van zijn vader. Bewonderende of afgunstige plaatsgenoten zorgden voor de naamsverandering.

En deze Franciscus was vooral een zachtaardig mens, zo gaat het verhaal. Hij hield van mensen omdat het mensen waren, terwijl Xaverius hen meer als doelgroep zag: er valt nog zo veel te bekeren. Zachtaardig, want hij was ook van de dieren: Dierendag en het feest van Franciscus van A. vallen niet voor niets samen.
Franciscus op gevel Bernardinuscollege, Heerlen

Alleen al daarom had ik een zwak voor Franciscanen. Mijn middelbare school werd nog gerund door een verzameling broeders van die orde. De paters Van Summeren, Beckers, Fick en Windt staan in mijn geheugen gegrift. Vooral voor de laatste heb ik nog steeds een zwak. Dat heeft niet alleen te maken met het gegeven dat hij op een gegeven moment schijnt te zijn uitgetreden om te trouwen, ook niet met de onbeholpen hulp die hij bood toen mijn ouders waren gescheiden. Hij was vooral een echte Franciscaan: lang, mager, spits gezicht, intelligent en gehuld in fladderende bruine pij waaromheen een lang wit touw met drie knopen. Ik heb zijn voornaam nooit geweten, wat mij betreft heet hij Frans.

Toen ik eindexamen deed en pater Windt al was overgestapt naar een zwart pak met witte boord, toen ik voor mijn lijst Duits Das Glasperlenspiel las, moest ik aan hem denken bij de beschrijving van de spirituele orde die Hermann Hesse in dat boek zo verleidelijk beschreef.
Niet dat ik ooit heb overwogen me bij een dergelijke club aan te sluiten. De zwarte verhalen die tegenwoordig steeds meer aan het daglicht komen betreffende priesters, paters en aanverwanten, waren ook toen niet onbekend en daarbij: ik geloofde niet. En dat scheen toch wel een voorwaarde te zijn.

Maar Franciscus was (ook voor ongelovigen) een goeie. Dat bleek ook wel uit die film van Passolini Uccellacci e uccelini (1966) waarin Franciscus een bijrol speelde en twee van zijn monniken opdroeg haviken en mussen ervan te overtuigen dat ze van elkaar moesten houden. Dat mislukte, maar dat lag uiteraard aan het gegeven dat het verhaal verteld wordt door een kraai de gemodelleerd is naar de Italiaanse communistenleider Togliatti. Die kraai wordt naderhand door de twee hoofdrolspelers opgegeten. De overwinning, kortom, van de consumptie-maatschappij, die – wat mij betreft – daarna ook de spiritualiteit heeft opgegeten. We kregen een menu van Baghwans, Oprah Winfreys en paardenfluisteraars.

Wat we nodig hebben zijn Franciscussen die geen orde oprichten. Fransen die zich verzetten tegen de orde. Tegen elke orde. Orde, namelijk, is een wens, een verlangen, een leugen. Een naam. 

Het bovenstaande schreef ik op 16 maart van dit jaar naar aanleiding van de keuze van een nieuwe paus. Om de een of andere reden heb ik het blog toen niet geplaatst. Waarschijnlijk (maar ik weet het niet zeker) had dat te maken met de laatste twee regels en/of met het gegeven dat iedereen toen over die paus aan het schrijven was. 
Vandaag keek ik min of meer per toeval nog eens in mijn lijst van blogs, Ik zag dit als 'concept' staan en las het nog een keer. 
Het clipje uit Uccelacci e Uccellini beviel me weer ontzettend goed. En het viel me op dat ik in dit blog refereerde aan Das Glasperlenspiel van Hermann Hesse. 
Das Glasperlenspiel

Afgelopen weekend schreef ik een stuk waarover ik best tevreden was. Omdat het een soort sollicitatie is, plaats ik het hier niet. Maar ook in dat stuk verwees ik naar Das Glasperlenspiel
Ik las het boek na vele andere boeken van Hesse in 1974 of 1975. Ik heb het twee keer gelezen. Dat valt nog tegen want de meeste werken van Hesse die in mijn boekenkast staan, las ik vaker tot veel vaker. Achteraf vind ik het best wel knap van mezelf dat ik dat boek toen las. Het is niet het meest toegankelijke boek, hoewel de schrijfstijl van Hesse me intussen natuurlijk wel bekend was, maar ik had alleen nog maar middelbareschool- en tv-kennis van Duits.

Hesses werken horen natuurlijk behalve bij hun ontstaantijd, vooral heel erg bij de zestiger en (begin) zeventiger jaren. De hippietijd, zeg maar. Ze behandelden allemaal de zoektocht van de mens. De hoofdpersonen zwierven er wat op los en waren allemaal op zoek naar iets hogers. Iets spiritueels, zou ik bijna zeggen, als ik niet zo'n hekel had aan dat woord. In veel van zijn boeken spelen ook een meester en zijn leerling een rol. 


Hermann Hesse
In Unterm Rad bijvoorbeeld beschrijft hij hoe een talentvolle kleinsteedse jongen ten onder gaat aan de ambities van zijn vader en de rest van zijn omgeving. In Der Steppenwolf beschrijft Hesse de penopauze aan de hand van een droogkloterige man die nu eindelijk eens het 'echte' leven wil leren kennen, het leven van extase, vrouwen en dood. In Das Glasperlenspiel volgen we de ontwikkeling van Josef Knecht (geen toeval natuurlijk, die naam) van uitverkoren leerling tot Magister Ludi, de grootmeester van het 'Kralenspel' zoals het in het Nederlands heet. Maar deze grootse functie legt hij op een gegeven moment weer neer (hetgeen als ik het me goed herinner niet gebruikelijk is in de wereld van Kastalien) om een bescheiden baantje aan te nemen als privéleraar van de zoon van een van zijn vrienden. Bij zijn eerste kennismaking met zijn pupil komt Knecht om het leven. 
Dat naast Der Steppenwolf vooral Siddharta een van zijn bekendste werken werd, zal niemand verbazen. Dat boek behandelt het leven van een jonge Hindoe die ook alweer op zoek gaat, waarbij hij o.a. de Boeddha ontmoet. Dat ging er in die jaren (zestig en zeventig) in als zoete koek.

De diamant
Zelf las ik in de tijd dat ik dat laatste boek las ook De Diamant van Harry Mulisch waarin dit soort zoektochten naar grote gedachten flink op de korrel werd genomen. De diamant die die grote gedachte symboliseert, en die miljoenen doden op zijn geweten heeft, heet in dat boek de 'Siddharta'. 
Ik hou wel van tegenstellingen. 

Het soort tegenstellingen dat ook in het onderwijs zit. En in het vak dat ik binnen dat onderwijs geef: Duits. 
Het is een frikkerig vak, Duits. Een beetje docent begint al gauw te zeuren over naamvallen en hoofdletters, Ringel-s-en en over de Ich- en de Achlaut. Tegelijkertijd moet Duits -getuige de titel van een methode- ook 'Spaß machen'. Ik geef het je te doen. 
Met een beetje geluk kan ik over niet al te lange tijd kond doen van een symbiose tussen de frik in mij en de poëet. Dan ben ik waar Josef Knecht was vlak voor zijn dood. Maar ik hoef hem natuurlijk niet overal in na te volgen.