20 jun 2014

St. Louis Blues

Mijn eerste singletje was 'Bring it on home to me' schreef ik op de bladzijde over dat lied. Maar dat was niet de eerste blues die er bij ons in huis was. Dat was St. Louis Blues. Sterker nog, we hadden die muziek niet alleen in huis, we hadden hem zelfs live gehoord! In het Rapid (later Roda—stadion op Kaalheide in Kerkrade. Of all places. Daar namelijk traden de harmonieën, fanfares en marching bands op tijdens het Wereld Muziek Concours van 1962 of 1966. In een van die jaren was ik daar, met mijn ouders, bij. Welk van die twee jaartallen het correcte is, heb ik (nog) niet kunnen achterhalen. Maar dat komt misschien nog wel. Het was trouwens hoogstwaarschijnlijk niet de originele St. Louis Blues maar het mars-arrangement dat Glenn Miller ervan maakte: de St. Louis Blues
March. Dat lijkt althans logischer voor een gelegenheid als het WMC. Het singletje dat we ervan in huis hadden, was in ieder geval dat arrangement. Op de andere kant stond 'Oh, When The Saints'. De naam van het uitvoerende gezelschap weet ik niet meer, maar het kwam uit de Verenigde Staten en was de hit van die dag. Maar misschien was het wel de Clifton High School Mustang Band die op de foto hiernaast te zien is tijdens de intocht in stadion Kaalheide in 1962.

Waarschijnlijk was het mijn vader die het singletje kocht, hij was wel een Glenn Miller fan. Hij was 22 toen de oorlog voor Heerlen was afgelopen en Glenn Miller (een paar maanden later) om het leven kwam. Hij was later nooit echt veel bezig met muziek, maar bij het horen van -laten we zeggen- 'In the Mood' begonnen zijn vingers steevast ritmisch mee te knippen. Glenn Miller was voor hem waarschijnlijk de muziek van de herboren hoop en van de grootste avonturen in zijn leven: meewerken bij de bezetting van Duitsland, gevolgd door de politionele acties in Indonesië. 
In de clip hieronder zie je een stukje uit The Glenn Miller Story, met James Stewart in de hoofdrol.





Maar goed, in 1962 wist ik nog helemaal niets van de blues, in 1966 misschien een beetje meer. Maar ik combineerde het plaatje van mijn vader nooit met de moderne muziek die ik begon te leren kennen. Ik weet alleen nog dat ik het best mooie muziek vond. 
Pas later, geen idee hoeveel later, leerde ik 'St Louis Blues' kennen als de bluesklassieker die het is. En pas vandaag (14 Juni 2014) ben ik meer info over het nummer gaan zoeken. En wat blijkt: het is dit jaar precies honderd jaar oud. Het werd gepubliceerd in September 1914.

W.C. Handy
Het nummer is geschreven door W.C. Handy (1873-1953). Handy heeft meer klassiekers op zijn naam staan: 'Memphis Blues' en 'Beale Street Blues' zijn wel de bekendste. Hij staat bekend als de 'Father of the Blues'. Volgens de Engelstalige wikipedia is hij degene die ervoor gezorgd heeft dat de blues een van de dominante krachten in de Amerikaanse muziek werd. 

Tegen de wil van zijn streng gelovige vader, die vond dat muziekinstrumenten werktuigen van de duivel waren, leerde hij er een aantal te bespelen. Op zijn 23e begon hij met zijn band, Mahara's Colored Minstrels, aan een drie jaar durende tour door de zuidelijke staten van de VS (en Cuba) tegen een vergoeding van $6 per week. Na die drie jaar had hij daar een beetje genoeg van, en ging samen met zijn vrouw Elisabeth Price wonen in Florence, Alabama, zijn geboorteplaats. Daar gaf hij een paar jaar muziekles aan een college. Maar dat verveelde vrij snel en hij sloot zich weer aan bij de Mahara's en tourde weer een tijdje. Daarna vestigde hij zich in Clarksdale, Mississippi. In alle streken die hij bezocht, bestudeerde hij de locale, regionale muziek, vooral die van de zwarte bevolking. Daarbij ontdekte hij o.a. dit:

"A lean loose-jointed Negro had commenced plunking a guitar beside me while I slept... As he played, he pressed a knife on the strings of the guitar in a manner popularized by Hawaiian guitarists who used steel bars....The singer repeated the line three times, accompanying himself on the guitar with the weirdest music I had ever heard.


Kortom hij ontdekte de slide guitar. De techniek had men overgenomen van Hawaiiaanse gitaristen. Vaak werd ook een over de vinger geschoven flessenhals gebruikt (bottleneck), tegenwoordig gebruikt men meestal een metalen huls. 


In 1909 verhuisde Handy naar Memphis en daar schreef hij in dat jaar zijn eerste 'hit': 'Memphis Blues' (uitgegeven in 1912). Hij speelde daar met zijn band vooral op Beale Street (zie ook Memphis Minnie), zijn nummer met die titel stamt uit 1916. En in de tussenliggende tijd had hij dus ook nog de 'St. Louis Blues' geschreven (1914).




'Memphis Blues' wordt wel het eerste bluesnummer ooit genoemd, waardoor W.C. Handy de 'uitvinder' van de blues zou worden. Zelf zou hij dat nooit zo noemen: tijdens zijn reizen door de USA inventariseerde hij de verschillende muziekstijlen die door de arme zwarte Amerikanen gebruikt werden en gebruikte die diverse stijlen ook in zijn composities. Later schreef hij enkele boeken over het thema. De titel "Father of the Blues' heeft hij dus in ieder geval wel verdiend al is zijn vaderrol meer die van een pleegvader die allerlei kinderen in zijn huis opneemt en er een hecht gezin mee vormt.

Vier jaar na zijn dood kwam de film St Louis Blues uit, die losjes gebaseerd is op W.C. Handy's leven. De hoofdrol wordt gespeeld door Nat King Cole. Verder deden o.a. Eartha Kitt, Cab Calloway, Ella Fitzgerald en Mahalia Jackson mee. Bekijk hier de hele film, of ga naar 1.26.00 voor de St. Louis Blues.

Het wordt me uit de verschillende aanbiedingen niet helemaal duidelijk wat nou eigenlijk de oudste opname van St Louis Blues is die je op Youtube kunt vinden.  De opname van Bessie Smith is niet helemaal duidelijk qua jaartal, er staat bij 1914, maar het zou ook 1922 kunnen zijn. Maar de mooiste is natuurlijk die waarin we Bessie Smith ook op bewegend beeld kunnen zien, in de korte film St Louis Blues (1929): The man got a heart like a rock cast in the sea.





18 jun 2014

Bikini Bar

Ik ben te laat met mijn blog. Want de mini-hype ligt alweer achter ons. Ik voel me al bijna verplicht uit te leggen wat er nu eigenlijk aan de hand was. Dat een kunstwerk van Van Lieshout met de fraaie titel Bikini Bar naast of althans in het zicht van een spoorlijn is gelegd en dat sommige machinisten aangaven moeite te hebben met dat ding, omdat het hun herinnerde aan zelfmoorden die zij in hun werk hebben meegemaakt. Nog maar eens een stormpje van verontwaardiging ging door Nederland. Ik deed er aan mee en begon aan dit blog. Vandaag heb ik het afgemaakt. De verontwaardigingen liggen al lang weer op heel andere plaatsen. Dit topic is al lang niet meer trending. Er hoeft niet meer over nagedacht te worden. In het heetst van de strijd is er ook niet over nagedacht. Toen werd er alleen gereageerd.
Maar ik wilde nog verder met het blog. Het verder schrijven en het plaatsen. Omdat iets niet afgelopen is als er niet meer over gepraat wordt.


Body Bar, Beaufort 06
Van mij mogen ze het laten liggen, dat ding van Van Lieshout. Niet omdat ik het zo geweldig mooi of anderszins indrukwekkend vind, maar omdat het de tongen losmaakt. Dat lijkt mij een niet onbelangrijke functie van kunst: het roept beelden op. Soms zijn die beelden erg onaangenaam, zoals de beelden van de treinmachinisten die iemand onder hun trein hebben gekregen. Ik begrijp goed dat ze liever niet met een dergelijke herinnering geconfronteerd worden. 
Maar bij mij riep het die beelden niet op toen ik het werk voor het eerst en 'live' zag, ergens aan de Belgische kust bij gelegenheid van Beaufort 06. Ik was daar met mijn broer, zijn vrouw en een vriendin en het was, 4 jaar nadat mijn vrouw zelfmoord pleegde door voor de trein te springen. De nabestaanden mochten van de betrokken mensen in het ziekenhuis de stoffelijke resten niet zien. Het was te gruwelijk allemaal. Waarschijnlijk hadden ze gelijk. Ik had er ook geen behoefte aan haar te zien. Niet zo.

Van Lieshouts Bikini-Bar (toen heette het nog Body Bar) deed me op geen enkele manier aan haar of haar manier van sterven denken. Je zag een vrouwenlijf in bikini. Een lijf inderdaad, want geen hoofd, geen armen of benen. Waar die gezeten zouden hebben, had
Body Bar, interieur, Beaufort 06
het materiaal een andere kleur: rood natuurlijk. Het ging duidelijk niet om ruw afgescheurde ledematen, het deed hooguit denken aan met chirurgische precisie verwijderde delen. 
Je kon de bar ook binnengaan. Niet zoals je zou verwachten (en zoals ik natuurlijk leuker had gevonden) via de vagina maar via een van de bovenbenen, voorzover aanwezig. Binnen in de ondanks de zeelucht toch wel wat bedompte ruimte was het licht wel mooi. Er stond een lange houten bank, een soort vat dat als statafel fungeerde, en er hing een dartbord. 'Een pikvogelbord wordt zo'n ding ook wel genoemd', schoot me onmiddellijk te binnen toen ik het zag. Het hing (uiteraard) aan de binnenkant van de vagina. Dat vond ik wel geinig. Of er ooit pijltjes in de Bikini-Bar hadden gelegen weet ik niet. Zo ja, dan had de plaatselijke jeugd die waarschijnlijk al bij de eerste gelegenheid meegenomen. Nu moest ik me tevreden stellen met een blik door de gesloten vagina naar buiten. Vaag rozig licht, meer was het niet, de wereld. En dat was goed. Op het genoemde meubilair na was het lichaam vooral leeg.
Ik weet niet meer wat ik toen gedacht of gezegd heb. Waarschijnlijk hebben mijn broer en ik wat licht-puberale flauwe opmerkingen geplaatst zoals mannen dat doen die gezamenlijk in het lichaam van een vrouw vertoeven. 

Satellite des Sens, interieur, Out of Storage
Later heb ik een ander werk van Van Lieshout bekeken. Dat was bij Out of Storage in de Timmerfabriek in Maastricht. De binnenkant van dat werk was volgens een bordje bij de ingang voorbehouden aan kinderen van hooguit 8 jaar. Maar omdat ik bij de uitgang naar binnen ging, zag ik dat bordje niet. Dat leverde een veel freudiaansere ervaring op dan de Bikini-Bar. Hier kreeg je veel meer de sensatie in een lichaam te zitten dan bij de ledemaatloze vrouw. Niet per se een menselijk lichaam, maar wel een lichaam met ingewanden en onverwachte hoekjes. 
Ook dit werk van Van Lieshout vind ik niet bijzonder mooi. En een freudiaanse ervaring wordt van zelf minder freudiaans als je weet dat je er freudiaanse gedachten aan kunt ophangen. 

En zo werkt het, denk ik, hoop ik, ook voor de machinisten die tijdens hun werk geconfronteerd worden met de Bikini Bar. Je weet wat je zult gaan zien. Je weet welke associatie eraan verbonden zou kunnen worden. En als je het ding dan ziet, dan denk je: hé, daar is dat vrouwenlijf in bikini. Waarom heeft dat mens geen armen? Geen benen? Mooi is het niet.
En daar komt het volgende station al weer.

Maar goed, ik ben geen machinist en ik heb de 'resultaten' van een dergelijke doodssprong nooit gezien. En ik kan natuurlijk nooit de associatie bepalen die wie dan ook heeft of zou moeten hebben bij wat dan ook. Maar de machinist die last heeft, pijn heeft door door de Bikini Bar opgeroepen associaties verdient vooral nog heel veel steun en hulp bij de verwerking van de traumatische ervaringen die hij heeft gehad. Die zou misschien nog helemaal niet terug moeten zijn in zijn werk. Want dat er daadwerkelijk weer iemand voor zijn trein springt, is niet ondenkbaar. Er is geen politieke of sociaal-economische reden denkbaar die hem (te vroeg) weer aan het werk zou moeten kunnen zetten.

Ik ben naast dit alles bang dat het meerendeel van de negatieve reacties op het werk, of
Body Bar, Beaufort 06
beter: op de plaatsing van het werk naast een spoorlijn, meer te maken heeft met een afkeer van Van Lieshout, moderne kunst in het algemeen of dit werk in het bijzonder, dan met empathie met de betrokken machinisten. 

Laat Van Lieshout liggen. Nou ja, zijn werk. Laat het doen wat het doet. geniet ervan of vind het verschrikkelijk. Maar laat het liggen. Want het heeft nu zijn geschiedenis gemaakt. een korte hyperige, hijgerige geschiedenis. Het is kunst geworden.


De foto's bij dit blog zijn van mijn broer J. Hendriks. Behalve die van Out of Storage, die heb ik zelf gemaakt.