3 feb 2018

Relikwie






In 1986 bezocht ik Montaillou, een minuscuul dorpje in de Franse Pyreneeën dat in die tijd een grote bekendheid genoot onder historici en historisch geïnteresseerden. Het dorpje en zijn bewoners waren namelijk onderwerp van het fameuze boek van Emmanuel Le Roy Ladurie over het Katharisme en zijn bestrijding in de late middeleeuwen. 
In die tijd studeerde ik aan de lerarenopleiding geschiedenis in Sittard en de docent middeleeuwen (Cees Witteveen, als ik het me goed herinner) wist mijn interesse in de periode en zeker die voor rebellerende ketters aan te wakkeren en tegelijkertijd in toom te houden door ons te wijzen op de verschillen tussen een wetenschappelijke en een complottheoretisch angehauchte kijk op het geheel. Tijdens zijn colleges werd natuurlijk ook de onvolprezen roman De Naam van de Roos van Umberto Eco besproken, want sommige romans zijn een welkome aanvulling op de wetenschap van de geschiedenis. (Voor mij was dat toen trouwens eerder andersom: de geschiedenis als aanvulling op de literatuur.)
In 1986 verscheen van Eco trouwens ook De slinger van Foucault (althans het Italiaanse origineel, de Nederlandse vertaling kwam pas in 1989 uit), een magistrale roman waarin zowat alle krankzinnige sektes en esoterische idioterieën die in Europa ooit hebben bestaan aan de orde komen. 
En tenslotte overleed in 1986, enkele maanden voor ik met M. door het zuiden van Frankrijk trok, mijn vader. Plotseling, en zoals gebruikelijk aan die kant van de familie, veel te jong (63, net zo oud als ik nu ben).

Een paar weken geleden zocht ik, zonder duidelijke reden, een souvenir aan die vakantie van 1986: een ruggenwervel die ik dat jaar, in Montaillou, vond op het graf van een lid van de familie Clergue. Clergue was ook de naam van de pastoor die in de jaren 1294 tot 1324 en van de burgemeester die 2001 ‘regeerde’ in Montaillou. 

Ik zocht de ruggenwervel, maar vond hem niet. Dat irriteerde. Ik wist waar het ding moest liggen, waar het tot voor kort gelegen had. Ik maakte me geen zorgen dat het echt verdwenen was, ik ken het huis en mijn huisgenoten, en ik vermoedde dat een van de katten op een verveeld moment met een een van zijn nagels de wervel vanuit het bakje waarin hij naast een konijnenschedel lag op de kast had laten vallen en hem daarna met een nonchalante beweging achter diezelfde kast had laten verdwijnen. Daar lag mijn souvenir veilig en ik maakte geen haast het weer te voorschijn te halen.