22 mei 2013

Nederland bipolair?

Bipolair
Vanmorgen sprak Sven Kockelmans in zijn radio 1-programma Goede Morgen Nederland een meneer over de moodswings waaraan ons land de laatste jaren onderhevig is. Gezamenlijk kwamen ze tot de conclusie dat de natie bipolair is. Ik kon me wel vinden in die conclusie. Matthijs van Nieuwkerk refereerde aan die uitzending toen hij vanavond in DWDD met een columniste sprak die nogal wat kritiek kreeg vanwege een stuk waarin ze sommige randverschijnselen rond de dood van de twee broertjes nogal kritisch besprak. In beide programma’s werd ook iets gezegd over de uiterst negatieve reacties die Alexander Klöpping kreeg vanwege een tweet die niets te maken had met het hele geval, net omdat die tweet er niets mee te maken had. Hoe kon hij zich bezighouden met triviale zaken als een zelfrijdende auto!


Ik vond de omschrijving van Nederland als bipolair wel leuk. Ze riep een soort Schadenfreude bij me op. 'Zie je wel…' zei ik tegen mezelf: 'je leeft in een achterlijk land'. Al is de gelijkstelling van bipolair met achterlijk natuurlijk volslagen idioot. Maar kun je een ziekte op een land projecteren, als zelfs bij een griepgolf maar een paar procent van de bevolking daadwerkelijk ziek is? Om die vraag te beantwoorden moeten we eerst een belangrijk aspect van die stoornis nader bestuderen. 

Als je als leek iets wil weten over bipolaire stoornis dan kom je al gauw terecht bij Stephen Fry. Vooral The Secret Life of the Manic Depressive, deel 1 en deel 2 zijn goede ingangen. Zoals het meeste waaraan Fry meewerkt gewoon erg goed is. In mijn blog over DSM-V heb ik een video geplaatst waarin hij in QI al het een en ander over bipolariteit zegt. Hij legt er vooral de nadruk op het gevoel voor humor dat veel manisch-depressieven schijnen te hebben. 

Engelse humor
Maar kan een land humor hebben? En zo ja, welke? Engelse humor wordt door velen als het summum gezien. Ik sluit me daar graag bij aan. Duitsers daarentegen hebben geen humor. Daar sluit ik me iets minder bij aan, maar ik herken er ook wel iets in. Belgen, Vlamingen althans - de Walen ken ik wat dat betreft minder goed - hebben veelal een nogal absurde humor die mij vaak erg goed bevalt, maar die ook erg oubollig kan zijn. 

Daartussen ligt Nederland. De Nederlandse humor (voor zover aanwezig) heeft volgens mij alles te maken met de Tachtigjarige Oorlog. Dat is een boude bewering die ik met niets kan staven. Maar het is een humor gericht tegen de Spanjaarden, tegen de anderen. Nederland is goed in jij-bakken. Iemand afzeiken. Voor lul zetten. Nederland lacht om anderen, niet om zichzelf. Nederland neemt zichzelf erg serieus. Zo serieus dat er in tijden van crisis voor de rest van de wereld weinig tijd en animo overblijft. Andere landen worden gedefinieerd in één woord: geitenneukers, knoflookvreters, fietsendieven. Zo houden we het overzichtelijk en we kunnen ook onze lust tot schofferen weer eens lekker uitleven: Zo, dat heb ik toch maar gezegd! Maar dat heeft niets te maken met bipolariteit. Het heeft te maken met een mentale leeftijd. 

Puber
Nederland reageert als een puberende Calimero. Alles wat er gebeurt, of het nou om Griekse leningen gaat, om Poolse aspergestekers of om een burgeroorlog in Syrië, alles gebeurt met het hogere doel Nederland te naaien. En intussen zijn we een zielig landje geworden. We hebben puistjes en niemand vindt ons nog leuk. Erger nog, we weten zelf ook dat we er niet meer uitzien. Het enige dat tijdelijk opluchting verschaft, is collectieve masturbatie bij (pakweg) een inhuldiging of een songfestival. We zijn wanhopig op zoek naar volwassenheid. 



18 mei 2013

Schlager



Mijn leerlingen vragen wel eens of ik van Duitse muziek houd. Ze vragen ook wel eens of ik Duitser ben. Want leraar Duits dat word je natuurlijk alleen als je uit die contreien stamt. Als dat het geval is, ben je natuurlijk ook erfelijk belast met een voorliefde voor Duitse muziek, en Duitse muziek: dat zijn schlagers.  (NB: Ik schrijf schlagers omdat ik deze tekst in het Nederlands schrijf, in het Duits moet het natuurlijk Schlager zijn, met een hoofdletter en zonder –s, want enkelvoud en meervoud van het woord zijn in het Duits gelijkvormig.
Het schijnt dat het woord voor het eerst in de tweede helft van de negentiende eeuw gebruikt werd. Het zijn melodietjes die bij het grote publiek ‘inslaan’. Het woord lijkt te zijn afgeleid van het Engelse leenwoord ‘hit’. Lijkt, want ik weet niet wanneer het ‘hit’ in het Engels voor het eerst in deze betekenis werd gebruikt.De eerste Schlager die ook zo betiteld werden, schijnen de operettewerkjes van vader en zoon Strauss te zijn geweest.

Ik leerde het genre kennen in de vijftiger en (vooral) zestiger jaren. Van sommige toppers uit die tijden kan ik de teksten nog steeds zonder enige moeite reproduceren. Het genre sprak me nooit echt aan. Natuurlijk heb ik Zwei kleine Italiener meegezongen. En Junge, komm bald wieder van Freddy Quinn. Het mooist was natuurlijk Laila van Bruno Majcherek. Ik begreep toen natuurlijk niet waar deze Pools-Nederlandse Heerlenaar het over had, maar zijn lied was omgeven met geheimen van het spannende soort. Althans dat meende ik te kunnen aflezen uit de gezichtsuitdrukkingen van mijn ouders en hun vrienden die het lied – fles Leeuw-bier in de hand – uit volle borst meezongen. Pas later hoorde ik dat allerlei pastoors en kapelaans het lied in een (onofficiële) ban hadden gedaan.
Maar goed. Al snel kwamen de Beatles en de Stones. De Duitse muziek werd in de ban gedaan en elke zaterdag vloekten mijn broer en ik hartgrondig als de hitparade van Radio Luxemburg (gesponsord door Elnett Satin) weer te weinig van de nieuwe goden in het lijstje had staan. Toch luisterden we elke week, want ondanks de overdaad aan Duitstalige bagger konden we niet zonder de enige mogelijkheid de nieuwe muziek te beluisteren. Op de Nederlandse publieke omroep was weinig moderns te horen en Radio Veronica lag buiten ons bereik. 

Uschi Nerke


Gelukkig ontwikkelde de Nederlandse radio zich redelijk snel en vielen er programma’s als Super Clean Dream Machine van Ad Visser te beluisteren.  De Duitse tv blonk al snel uit met het onnavolgbare Beatclub, gepresenteerd door Uschi Nerke. Volgens mij hield ik van die vrouw.
Maar Duitstalige muziek, nee, daar deden we niet aan. Althans niet in de popmuziek. De wereld zorgde ervoor dat ik Brecht, Weill en Biermann ging luisteren, ik las Hesse, zoals dat hoorde. Maar popmuziek en de Duitse taal hadden niets met elkaar te maken, mochten zelfs niets in elkaars buurt komen. Totdat Nina Hagen verscheen.
Dat was een openbaring. Door haar werd me duidelijk dat de Duitse taal ook na de Tweede Wereldoorlog nog bruikbaar was voor nieuwe dingen. Nog steeds is haar eerste een van de beste albums ooit. De tweede was al beduidend minder en daarna was Nina vooral redelijk gestoord, en daarom soms wel leuk, maar meestal irritant. 


Maar echt gevolgd heb ik de Duitstalige muziek nooit meer. Natuurlijk je had de Neue Deutsche Welle, je had Nena. Leuk. Maar ach, er was zo veel meer de moeite waard. Udo Lindenberg, ja die was nog wel speciaal: hij was van jongs af aan een lichtelijk gestoorde ouwe rocker.  Maar verder waren het hooguit eendagsvliegen.
De Schlager was intussen in een moderner jasje gegoten, waardoor ik (als ik al iets hoorde) een nog grotere hekel kreeg aan alles wat Duits zong. Duitse pop! Werkelijk!
Daarom was ik wel blij dat ik laatst een lijstje tegenkwam met Duitse muziek uit de Top2000. Ik kende alle nummers. Op één na. En hoewel het al ouder was(d.w.z. niet van dit jaar), was het voor mij meteen een hit, pardon een Schlager. Lekkere muziek, mooie clip en een tekst die me erg goed bevalt. Want goeie Duitsers - om het zo maar eens te zeggen - kunnen schrijven.
Dit is hem:







8 mei 2013

NuJij.nl



Ooit was ik op de Mississippi. Die boot dan, die in Maastricht op de Maas ligt en wiet verkoopt. Een van de mensen waarmee ik die avond op stap was, zal wel een klein voorraadje hebben aangeschaft. Ik weet het niet meer. Het zachte gedobber op de Maas was mij genoeg die avond. Ik had al wat alcohol genuttigd, dus ik vond het wel goed zo. Het sfeertje was er prima. Misschien dat de dampen mijn feestvreugde nog enigszins verhoogd hebben. Ik vond het publiek aangenaam traag en quasidiepzinnig. Daar houd ik wel van.

Ik voelde geen enkele neiging zelf ook iets te roken (behalve mijn shagjes dan). Ik zwierf wat over de boot en genoot. Het deed me denken aan de tijd waarin ik wel stuff rookte. Voor zover dat mogelijk was tenminste, want mijn geheugen slaat die periode met grote volharding over. Ik had geen goede reden te stoppen met blowen. Ik was gewoon te lui. Mijn huisdealer was verhuisd uit het herenhuis waarin ik mijn eerste jaren in Maastricht woonde. Hij was letterlijk mijn huisdealer, hij woonde op de begane grond, ik op zolder. Zo was ook onze verhouding. Hij had twee grote herdershonden, ik had een kat. Hij was niet vervelend, maar vrienden zijn we nooit geworden. Waarom zouden we? Ik ben ook geen vrienden met de caissière van de Jumbo. We doen aardig tegen elkaar, we regelen onze zaken en zeggen vriendelijk tot ziens.

Op een gegeven moment verhuisde hij. Dat hoefde geen probleem te zijn, ik wist waar hij stond tenslotte: in de Koestraat bij of in de Duke. Zijn spul was meestal wel okay, dus ik beperkte me liefst  tot hem als leverancier. 
Op een middag ontdekte ik dat mijn spul op was. Maar ik was ook moe. Geen zin de stad in te lopen. Niet dat zijn standplaats ver was. Ik woonde in de Alexander Battalaan. Een kwartiertje hooguit. Maar nee, ik wilde niet. Pff. Ik besloot even naar het supertje te gaan op de Wycker Brugstraat en daar wat drank te halen. Dat kostte hooguit tien minuten, heen en terug. Ik kwam terug met een fles tafelbier van Stella Artois. Ik sliep prima die nacht.

Ik weet het niet helemaal zeker, maar volgens mij heb ik sinds die dag nooit meer regelmatig stuff gerookt. Wel alcohol gedronken. Ik voelde me daar goed bij, vond het wel knap van mezelf dat ik zonder problemen was gestopt met stuff. Dat ik binnen korte tijd zo goed als dagelijks alcohol dronk, vond ik niet erg. Het was tenslotte makkelijker: je kreeg het zomaar in de winkel op de hoek.  En mijn omgeving leek het ook minder erg te vinden: ik zat niet meer zo in mezelf, ik werd sociaal.

Mijn avond op de Mississippi was een soort sentimental journey: leuk, maar het leverde weinig op. Ongeveer net zoveel als de gemiddelde avond in een reguliere kroeg.

Tegenwoordig kijk ik daar eerlijk gezegd met enig dedain op terug. Wat moest ik toch in die kroeg, in die kroegen?  Nou ja, dat weet ik natuurlijk wel: plezier, verdoving en geile vrouwen.  Meestal was dat de volgorde. Tegenwoordig zit ik liever thuis en schrijf of maak leuke lessen. Natuurlijk, een fles wijn staat onder handbereik. Dus iets van verdoving is blijkbaar nog steeds gewenst. Maar tegenover me zit mijn lief mooi te zijn en verdiept in haar werk. Geluk.
Maar blijkbaar heb ik ook een steentje in mijn schoen nodig. Iets dat me weer bij de buitenwereld betrekt. Dus ga ik –tegen beter weten in- weer eens kijken op Nu.nl en (erger nog) NuJij.nl.

Op het moment dat ik dit schrijf, woedt daar een discussie, nou ja, een scheldpartij over Maastrichtse zaken.  Gisteren viel de politie de Mississippi binnen, vandaag een andere koffieshop. Ik ga het hoe en waarom van dat alles niet helemaal opschrijven. Het gaat erom hoe mensen op NuJij.nl (en ongetwijfeld op talloze andere fora) over elkaar heen vallen om hun ei kwijt te raken. Nee, niet om elkaar te overtuigen. Men wil kunnen zeggen dat iets kut is. Wat er dan precies kut is, maakt niet echt uit. De artikels waarop men zegt te reageren, worden door een groot deel van de reageerders niet helemaal gelezen.

De voorstanders van het verbod op verkoop van wiet aan buitenlanders zijn vaak ook voorstanders van een algeheel verbod op wiet. Maar vooral de buitenlandse klanten zijn hun een doorn in het oog. Overlast!  Ze hebben gelijk, want zodra ze een golfje zien meteen Franse nummerplaat en daarin vier jongeren weten ze dat er gedeald gaat worden en als ze weten dat er gedeald gaat worden, voelen ze zich gestoord. Want ze maken de stad onveilig. Hoe ik dat weet?
Laatst zag ik door mijn raam twee mannen die overduidelijk een handeltje aan het afsluiten waren. Er werd elkaar het een en ander toegestopt. Ik ging er van uit dat het om wiet of iets zwaarders ging. Ik vond dat niet prettig. Had ik het prettiger gevonden als  de ene man de andere na betaling bijvoorbeeld een fles tafelbier van Stella Artois overhandigd had? Ik ben bang van wel.

Dat is de ene kant. De andere kant, veelal mensen die ervoor zijn wiet te legaliseren, kan zich vaak ook niet beheersen (op NuJij.nl) en scheldt burgemeester Hoes uit voor alles wat ze aan bedenkelijks kunnen bedenken over homoseksuelen. Ook minister Opstelten wordt voor rotte vis uitgemaakt, maar nooit wordt er een verband gelegd met zijn seksuele voorkeur. Waarom is dat?
Waarschijnlijk omdat ze boos zijn om wat er gebeurt. Vanuit die boosheid zoeken ze argumenten. Die argumenten hoeven niet aan te sluiten bij het punt waarover het gaat. Ze zoeken iets waarmee ze denken te kunnen kwetsen.

Ze maken dan gebruik van de vrijheid van meningsuiting zoals gepropageerd door (onder anderen) Fortuyn, Van Gogh en Wilders. Maar dat doen hun tegenstanders in de ‘discussie’ ook.  De vrijheid dus om je bekrompenheid, je vooroordeel te uiten. Je weigering om na te denken. Proficiat.
Op andere fora dan NuJij.nl kijk ik niet of nauwelijks. Ik hoop dat mijn beeld daardoor vertekend is. Ik ben bang van niet.

Soms wil ik reageren op een reactie op NuJij.nl. Reageren op domheid in gedachte en taal. Dan beheers ik me. Want het heeft geen zin het erger te maken. En helpen doet het zeker niet. Trouwens, als ik ga schreeuwen, luistert er dan iemand?

3 mei 2013

DSM - V: iedereen is gek



Ik vermoedde het al langer, maar eindelijk is er dan nu bevestiging: iedereen is gek.
Nou ja, nog niet helemaal iedereen. Het enige concrete getal dat ik op dit moment weet, gaat over de Amerikaanse schoolgaande jeugd: 83% daarvan heeft een zgn. DSM-diagnose. Slechts 17% is ‘normaal’. Al is het begrip ‘normaal’ natuurlijk twijfelachtig als je bij een zo kleine groep hoort. Je hoort dus bij een minderheid als je normaal bent. Dat is een beetje gek. Want het woord normaal betekent toch zoiets als ‘gebruikelijk’ , ‘het meest voorkomend’. Misschien is de ‘normale’ groep de grootste minderheid, maar het blijft bedenkelijk.

Waar heb ik het eigenlijk over.
Ik luisterde vandaag naar het Radio-1-programma Dit is de Dag van de EO. Normaal wordt dat programma gepresenteerd door Thijs van den Brink en Elsbeth Gruteke, maar nu was er een andere presentatrice, wier naam ik (nog) niet heb kunnen achterhalen. Ze sprak met psychiater Bram Bakker over het verschijnen van DSM-V. Twintig jaar na de vierde uitgave van dit Diagnostic & Statistic Manual of Mental Disorders werd het blijkbaar tijd voor een nieuwe editie.
Dit handboek is in eerste instantie uitgegeven om de diagnostiek van psychische aandoeningen wat eenduidiger te maken. Dat is een lofwaardig streven, want het moet natuurlijk niet zo zijn dat de ene arts het begrip ‘depressie’ heel anders definieert dan de andere.
Maar het begint er steeds meer op te lijken dat elk enigszins afwijkend gedrag onderdrukt moet worden. Met behulp van pillen, want we blijven wel menselijk.  En daarbij heeft de medicijnenfabrikant er dan ook nog wat aan. Of laten we gewoon zeggen: vooral de farmaceutische industrie heeft er wat aan. Ook het zorgstelsel zoals we dat hier in Nederland kennen, maakt het er niet beter op.

Dit en nog veel meer wordt er besproken in dat gesprekje op Radio 1, dat ik iedereen van harte aanbeveel: hetvalt hier te beluisteren. En onthoud vooral de gratis tip die je er krijgt: gebruik je gezond verstand.

Dat probeer ik ook te doen op mijn werk. Ik werk op een middelbare school en dus met pubers. Pubers zijn, zoals iedereen weet en/of zich zou moeten kunnen herinneren, knettergek.  Een puber die niet gek is, is niet normaal. Maar steeds meer van die pubers krijgen zo’n akelige afkorting opgeplakt. ADHD, PDD-Nos, Rek 4.
Geen idee wat het allemaal is, wilde ik eerst schrijven, maar dat doe ik maar niet, want van docenten wordt steeds meer verwacht dat ze zich verdiepen in dat soort aandoeningen. Ik wil het helemaal niet weten, ik zou een deel van mijn kennis hieromtrent willen kunnen ontweten. Want ik heb mezelf er wel eens op betrapt dat ik zat te praten met een ADHD-er en niet met Joris die gruwelijk irritant aanwezig kon zijn, maar die ook gewoon een fijne vent was, waarmee ik kon lachen en lol maken. Gelukkig zijn de meeste leerlingen en was ook Joris erg vergevingsgezind.
Een beetje slimme leerling maakt gebruik van zijn al of niet aanwezige stoornis. Deed ik ook tenslotte. Toen ik in een bepaalde periode heel erg veel spijbelde en daarop door de conrector werd aangesproken, vertelde ik hem dat mijn ouders gescheiden waren (hetgeen waar was) en ik werd met allerlei zorg omringd. Het nam me erg voor hem in, maar ik kwam er niet vaker door naar school.
Ik krijg lang niet elke leerling zo ver dat hij doet, wat ik denk, dat hij zou moeten doen. Voor mijn lokaal staat (op de gang) een soort tuinbankje. Daar zit ik soms een halve les te praten met leerlingen. Tegen langslopende collegae zeg ik dan dat we op de bus zitten te wachten. Ik hoop maar dat die lijn ook nog naar een diploma leidt.