15 okt 2016

Idealisme vernauwt zich onmiddellijk tot gezeik, als het in praktijk wordt gebracht



De titel van dit blog las ik in de (digitale) Volkskrant Plus van 4 oktober 2016. Het pregnante zinnetje werd geschreven door Toine Heijmans in een artikel over Utopia-verlaatster Isabella. Utopia is in dit geval natuurlijk niet het echte Utopia, want dat is een boek, maar het tv-programma Utopia van productiemaatschappij Talpa. Genoemde Isabella komt uit het artikel over als een sympathieke idealiste. Naïef, maar dat zijn alle utopisten. 
Het begrip 'utopist' moet natuurlijk niet verward worden met wat ik nu maar 'utopiaan' zal noemen: een bewoner/bewoonster van een bepaald stuk land in Crailo, die natuurlijk allerlei idealen kan hebben, maar die daar toch leeft om tv-publiek te vermaken, al denkt hij/zij daar zelf misschien anders over. 
Ik ken het programma alleen uit een aantal berichten die ik erover heb gelezen. Ik heb er nooit naar gekeken en ik ga er niet naar kijken want het gemier van mensen is zelden boeiend.

Ik las het stuk (denk ik) omdat het programma de laatste tijd weer eens in het nieuws is. Het bestond onlangs namelijk 1000 dagen en hier en daar hoorde of zag ik er korte berichtjes over. De titel van het stuk in VK-Plus hielp natuurlijk ook: 'Het leven in Utopia is 'vreselijk''. Ik heb een bloedhekel aan al dat reality-gedoe, dus een leuk afkraakartikel is lekker leesvoer. En ook had ik geen zin in allerlei politiek of cultuur uit de Volkskrant en ik was ook nog niet toe aan de rest van de nieuwste aflevering van Tatort Münster die ik nog moet bekijken. 

Het artikel in de Volkskrant is exclusief voor abonnees van die krant en de link die ik hieronder heb geplaatst zal dan ook alleen voor dat deel van de lezers van mijn blog bereikbaar zijn. 
Dat is niet erg. Het artikel is best aardig en informatief, maar echt nieuws staat er niet in, hooguit een soort droefmakend sfeerbeeld. 

Maar het gaat me dan ook niet om het artikel. Ook niet om het tv-programma. Zelfs niet over het boek van Thomas More. Dat heb ik namelijk nooit gelezen, al weet ik ongeveer wat er in beschreven staat. Het gaat om dat zinnetje: 

Idealisme vernauwt zich onmiddellijk tot gezeik, als het in praktijk wordt gebracht.

Dat zinnetje had al geschreven kunnen worden (en varianten erop zijn ook geschreven) toen ik in mijn licht-rebelse jeugdjaren voortdurend te vinden was aan de verre linkerkant van het politieke spectrum. Soms overwoog ik me bij het een of ander aan te sluiten, maar de keus die je had was groot, veel te groot. Je had marxisten, marxisten-leninisten, communisten, pacifistisch-socialisten, stalinisten, trotzkisten, anarchisten, anarcho-syndicalisten en nog veel meer van dat fraais. Maar lidmaatschap van het een sloot sympathie voor het ander uit. Iedereen was ultra-recht-in-de-leer. Links sloot ander links altijd uit: er was maar één links en dat was 'ons' links. 

Ik besloot me nergens bij aan te sluiten. Nou ja, besloot? Ik besloot niets, het kwam er nooit van. Ik had me wekelijks bij een andere club kunnen aansluiten, want mijn sociale en politieke ideeën vond ik dan weer bij die, dan weer bij gene overtuiging. Dat ik daarnaast ook grasduinde in allerlei religieus en anderszins zweverig gedoedel deed daar niets aan af. 

Op een gegeven moment kwam ik in Oost-Berlijn lichtelijk in aanraking met het 'real-existierende Sozialismus'. Daar werd je ook niet vrolijk van. De toenmalige hoofdstad van de DDR was een droef, angstig en grootschalig dorp. Ik zag in die tijd lang niet alle kwalijkheden van het systeem aldaar, maar dat het er verre van ideaal was, was wel duidelijk. Wel hoopte ik nog steeds dat de DDR bij Olympische Spelen meer gouden medailles wist te veroveren dan dat andere stuk Duitsland dat tot de SPD aan de macht kwam toch net iets te vaak een Derde-Rijk-Nachfolgestaat leek: te veel gezagsdragers hadden een Nazi-verleden en net als tijdens het Derde Rijk was de communistische KPD verboden. Maar om daarom nu maar te kiezen voor het extreem-kleinburgerlijke oosten dat ging me als hippieachtige toch ook te ver.

In die tijd was ik nog wel (klammheimlich) enigszins fan van de RAF (Rote Armee Fraktion/Baader-Meinhof-Gruppe), want die deden tenminste iets. Maar wat ze deden, sloeg nergens op. Het leek een soort vervolg op de hippe revolutie van Castro en de zijnen die een jaar of tien eerder begonnen was, en die, naar het zich liet aanzien eeuwig zou duren en de mensheid naar ongekende hoogten zou stuwen. De RAF noemde zich een 'Stadtguerilla'. Ze staken warenhuizen in brand en vermoordden hier en daar mensen met een vaak bedenkelijk verleden, maar ook de mensen die voor hen werkten. De idealen van de groep spraken me aan, de manier waarop ze die wilden verwerkelijken niet. Ik had te doen met Ulrike Meinhof die die idealen verwoordde, maar die zich daarbij te veel liet meeslepen door o.a. Andreas Baader die de ideologie als argument leek te gebruiken om zijn haat voor de Duitse, de westerse maatschappij te voeden en te uiten.

Nee, dan toch maar de 'Lange Marsch durch die Institutionen' van Rudi Dutschke: we nemen de hele rambam gewoon van binnenuit over. Enig geduld gewenst, dat wel. 
En het leek nog te gaan lukken ook. De SPD werd de grootste partij van de BRD onder de bezielende leiding van Willy Brandt. Hij werd daarbij gesteund door o.a. de literaire elite van zijn land: Grass, Böll, Lenz. 

Maar aan alles komt een einde, ook aan de vooruitgang, ook aan de hoop. Brandt werd opgevolgd door Helmut 'der Macher' Schmidt, een voortreffelijke Bundeskanzler die erg veel heeft bereikt, maar die de harten van de mensen eigenlijk toch pas bereikte, toen hij jaren later, stokoud en kettingrokend, in gezelschap van zijn vrouw Loki de wereld van commentaar voorzag. 
De RAF werd steeds meer een ordinaire moordenaarsbende en stierf een vrij langzame en vaak onnatuurlijke dood.

Von nun an ging's bergab



Na de politiek is het onderwijs wel het meest met de strijd tussen idealen en utopiën verziekte werkveld  van deze maatschappij. Iedereen heeft wel onderwijs gehad (in onze streken dan) dus iedereen denkt er verstand van te hebben. 
Soms verschijnen er utopisten, ze verkondigen ideeën die tegen al het gangbare ingaan. Dat zijn hoogtijdagen. Dan komen namelijk allerlei vastgeroeste hersenen weer langzaam op gang. Ideeën bloeien op. Alles overhoop en weidse vergezichten.
Maar ook diepe teleurstelling, hevige ruzies, want nooit, nee nooit zit iedereen op hetzelfde pad. Je ontmoet elkaar. Soms. 

Utopisten krijgen onvermijdelijk ruzie met 'realpolitiker'. De Willy Brandts met de Helmut Schmidts. Mensen die alles in een keer willen en mensen die weten dat dat niet kan, maar wel blijven hopen en werken. (Uiteraard zijn er ook mensen, veel te veel naar mijn smaak, die niets willen, die vinden dat het goed is zoals het is. Maar die mensen hebben het fout en ik praat liever niet met of over hen).

Alweer die 'lange Marsch durch die Institutionen' dus. Langzaam, stap voor stap gaan we verder naar een maatschappij of in ieder geval naar een onderwijs dat groeit, dat bloeit en beter wordt. Hopen we.

Maar intussen blijft het behelpen in politiek en onderwijs. Want:


Idealisme vernauwt zich onmiddellijk tot gezeik, als het in praktijk wordt gebracht.