Iemand
schreef iets op Facebook. Een hoofdletter gevolgd door een punt, een kleine
letter tussen twee gedachtestreepjes en daarachter in hoofdletters: KILLS.
Iemand
las dat en antwoordde met een vraagteken.
Die
iemand kreeg als uitleg: Dat is een soort
code, dat snap jij niet.
Alles is tog un code en daarachter die smiley met uitgestoken tong.
Dat was
het. Vier regels, een paar namen, waarvan ik er eentje ken en een miniem
fotootje. Tussen al het gedoe dat elke dag op mijn Facebook verschijnt.
Vrienden, familie, leerlingen, vrienden van vrienden, vrienden van … Nou ja.
Ik ken
de plaatser van ‘de code’, dus ik denk in bepaalde richtingen. Veel richtingen.
Ik kan niet kiezen welke de meest waarschijnlijke is. Gelukkig. Ik begrijp de
code niet en dat wil ik zo houden. Ik zou het vraagteken dus nooit geplaatst
hebben.
Een code
gebruik je als iets geheim moet blijven, behalve dan voor een of twee
ingewijden, waarvan jij zelf er vaak een bent. Alleen zij mogen het begrijpen,
nee, zij moeten het begrijpen. Want anders plaats je niets, natuurlijk. Soms
namelijk is het niet genoeg als je de code, of liever, de betekenis daarvan in
je hoofd hebt. Soms moet het gepubliceerd.
Zoals zo
velen schreef ik vroeger wel in bomen. Soms waren het letters verbonden door
een kruis of een hart. Dat was overzichtelijk. De meeste mensen die die vier
letters zagen, wisten niet wie, maar wel wat er bedoeld werd. Maar als je het
deed op boomstammen waar familie of vrienden of die ene wel eens langs konden
komen, moest je voorzichtiger zijn. Je wilde wel je liefde van de daken
schreeuwen, maar niet de naam van degene op wie die zich richtte.
Ik
besloot dan haar naam in code te noteren. Ik gebruikte de gemakkelijkste code
die er bestond: de volgende letters in het alfabet. Ik moest hetzelfde procedé
dan natuurlijk ook gebruiken met mijn eigen initialen, want anders zou er
gedacht worden dat ik verliefd was op iemand anders en dat zou voor onnodige
verwikkelingen kunnen zorgen. Ik sneed
dus K. I. in de bast en daarna de code voor haar. Laten we zeggen, dat ze
Marleen Verhoeven heette. Dan sneed ik als teken van mijn liefde K.I. x N.W.
Maar wie
op die manier tekens in zich heeft, gelooft ook in tekens van buiten.
Op het
feestje van mijn vriend M.D. kende ik veel van de aanwezigen niet. M. zat op
een andere school en ik kende maar een van zijn klasgenoten. Hij wees een paar mensen
aan en noemde hun namen, die ik natuurlijk meteen weer vergat. Behalve die ene:
Nellie Waldfeucht.
“Hoe?”
vroeg ik.
“Nellie Waldfeucht.
Hoezo?”
“Nou ja.”
“Oké,
zeg maar niks.”
“Als ze
vraagt hoe ik heet, zeg dan: Karel Innemee.”
“Karel
Innemee? Wie is dat?”
“Ik, dat
ben ik. Zeg het nou maar gewoon.”
Op onze
eerste afspraak maakten we een wandeling. Ik vroeg haar of ze in toeval
geloofde.
ik was vandaag begonnen met verhaal 4 en moest wel naar het begin, nu gauw door naar 2, wat een leuke kennismaking met jouw schrijfkunst!
BeantwoordenVerwijderen