Deel 8
van: De korte maar miraculeuze liefde van Nellie Waldfeucht en Karel Innemee
Karel
Innemee liep naar de plek waar hij met Nellie Waldfeucht had afgesproken. Een
wandeling van net iets meer dan een half uur. Hij bedacht zich dat hij niet
naar haar adres had gevraagd. Net zo min als zij naar het zijne. Hij wist niet
van welke kant ze zou komen, maar hij ging er van uit dat het laatste deel van
haar weg dezelfde was als die van hem.
De afgesproken plek namelijk lag aan de uiterste zuidrand van de stad.
De andere toegangswegen liepen voor een groot deel door of langs het bos waar
ze elkaar weer zouden ontmoeten. Ze hadden afgesproken bij het paadje waarlangs
ze het bos de vorige keerwaren binnengegaan, een paadje dat pal naast het
speelveld van de wijkvoetbalclub op de verharde weg uitkwam. Als Nellie uit een
van de andere drie richtingen kwam, moest ze welhaast afkomstig zijn uit een
van de dorpen ten zuiden van de stad. Dat leek hem, nee, dat was onmogelijk.
Ondanks de perifere ligging van zijn woonhuis zag Karel Innemee zichzelf als
een echt stadsmens en het kon niet anders dan dat Nellie dat ook was. Op de
bevolking van de omliggende dorpen – die hij kende omdat hij er vroeger wel
eens met zijn moeder op familiebezoek ging - keek hij eigenlijk een beetje neer.
Boers en luidruchtig waren ze, en ze wisten alles van iedereen.
Nellie
Waldfeucht zou dus langs dezelfde weg de heuvel beklimmen die hij nu beklom, ze
zou even eerder (zonder het te weten) langs zijn woonhuis zijn gelopen. Hij
vond dat een plezierige gedachte. Zonder het te weten zou ze iets van zijn
verleden hebben leren kennen. Nou ja, niet van Karel Innemees verleden. Dat zou
–had hij die morgen bedacht- heel ergens anders liggen.
Hij was
die ochtend wakker geworden met de gedachte dat een radicale breuk
gemakkelijker zou zijn dan een steeds ingewikkelder wordende bewerking. Bij een
radicale breuk namelijk waren er maar twee zaken waarmee hij rekening diende te
houden: zijn vriendschap met M.D. en de inscriptie. Alle andere namen uit zijn ‘daadwerkelijke’
verleden mochten zijn nieuwe verleden niet bevlekken. Zelfs niet M.V. Hij moest
hun namen vergeten, vervangen in ieder geval door nieuwe namen die hij kon
gebruiken als hij eens een verhaal uit zijn verleden wilde vertellen. De code
om tot die nieuwe namen te komen was eenvoudig: ze zouden beginnen met de
letters voorafgaand aan die van de werkelijke namen. M.R. zou L.Q. worden, nee
L.P. want bij een Q zou hij alleen een achternaam kunnen bedenken die memorabel
zou zijn en makkelijk te vinden. L.H. zou hij veranderen in K.G. Met deze
initialen zouden namen te vinden zijn die in de streek vaak voorkwamen. Ook de
initialen van M.D. zouden geen probleem hoeven zijn: L.E. zou vergelijkbare
karaktertrekken kunnen hebben als de eigenlijke M.D., vergelijkbare (dezelfde)
avonturen kunnen hebben beleefd.
De naam
van Marleen Verhoeven – L.U. - zou een groter probleem zijn. De voornaam was
niet moeilijk. Sterker nog, die had hij al snel vastgesteld: Leen. Het was een
veel voorkomende naam en hij zou afgeleid kunnen zijn van Marleen, waardoor ook
de gevoelswaarde overeenkwam. Bij de achternaam werd dat moeilijker.
Bij het
ontbijt had hij in het telefoonboek gekeken. In de stad waren er weliswaar vrij
veel achternamen te vinden die met een U begonnen, maar echt bevallen deden ze
niet. Ubachs, Ummels, Uitdenboogaard. Voorlopig besloot hij te werken met
Uytterhoeven. Vanwege het ‘hoeven’ aan het eind natuurlijk.
Tevreden
ging hij met zijn rug tegen een boom zitten langs het pad bij het voetbalveld.
Hij keek op zijn horloge. Hij was een kwartier te vroeg. Zoals gepland. Op dit
moment zou Nellie Waldfeucht langs zijn huis lopen. Langs het huis. Honderd meter
verderop begon de beklimming van de heuvel. Eenmaal boven zou ze links gaan en vijf
minuten later zou hij haar zien: een eenzaam figuur op een weg langs een bos.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten