Deel 9
van: De korte maar miraculeuze liefde van Nellie Waldfeucht en Karel Innemee
Hij was
niet verbaasd toen hij vanuit het bos een bromfiets hoorde naderen. Ook zonder
te kijken wist hij wie de berijder was. Hij herkende het geluid. Maar ook
zonder het wat hese geluid van de Puch wist hij dat het M.D. was. L.C. in het
nieuwe leven dat er nu niet meer van zou komen. Ludo Coenen had hij die ochtend
nog even gedacht, zonder die vanuit een zekere genegenheid gekozen naam meteen
goed te keuren. Speels (Ludo) en moedig (Coenen) vond hij de twee eigenschappen
die in M.D. voortdurend om de overhand vochten: onbedachtzaamheid was dan de passende
samenvatting van die namen.
Even
hoopte hij nog dat Nellie Waldfeucht achter op de brommer zou zitten. Heel
even, als een korte flits. Maar hij wist dat het niet zo zou zijn. Hij draaide
zich net op tijd om om M.D. met slippend achterwiel te zien remmen.
‘Jij
bent hartstikke gek, jij’, zei M.D. lachend, ‘Wanneer heb je die letters in die
boom gekrast?’ K.I. haalde zijn schouders op. Wat maakte het ook uit. ‘Welke
letters?’ vroeg hij nog wel, maar hij wist dat M.D. hem doorzag. ’N.W. kruisje
K.I. natuurlijk, Karel Innemee. Werkelijk, hoe verzin je het.’
‘Was je
daar?’
“Ja,
Nellie vroeg me of ik met haar mee ging. Ze vond dat je zo vreemd deed. Dat je
per se bij die boom wilde.’
‘Is zij
daar nu dan?’
‘Nee, ze
is naar huis.’
‘Naar
huis? Maar dan had ik haar toch moeten zien.’
‘Nee,
gek. Ze woont in U., weet je dat niet? In het eerste huis als je aan de andere kant
het bos uitgaat.’
‘Daar?’
‘Ja, ze
is vriendin met T., die nicht van je. Via een grote omweg is ze zelfs nog
familie. Een broer van je moeder is getrouwd met een tante van haar, of zoiets.’
‘Maar
heeft ze die letters dan gezien? Toen ik er met haar was?’
‘Nee, tenminste, dat zei ze. Maar erg verbaasd was ze
niet, toen ze ze zag.’
‘Nu even niet’. Dat had Nellie Waldfeucht geantwoord
toen M.D. haar had gevraagd of ze K.I. nog eens wilde zien. M.D. had haar
verteld over het korte gesprekje op zijn feest, hij had haar ook zijn echte
naam verteld. Natuurlijk had M. Karel gevraagd of hij mee wilde rijden. Naar
huis, of met M. mee naar wat wiet en muziek. ‘Nu even niet,’ had ook Karel
gezegd.
Karel liep het bos in. Tot bij de boom. Tot bij de
letters. Want dat waren het. Letters, meer niet. Hij legde zijn hoofd tussen
het begin van de wortels en keek naar boven. Hij zag hoe de takken ver boven
zijn hoofd contact maakten met die van de bomen rondom. Hij hoorde het getik van
takken die elkaar in de wind raakten. Hij hoorde Nellie Waldfeucht.
‘Wat jammer, J. Dat je niet gewoon verteld hebt hoe het
zat. Het had mooi kunnen worden. Jij en ik. Het was zo heerlijk met je. Bij die
boom. Die kloteboom. Je wist toch dat het zo nooit waar kon worden. Je kunt
liefde niet liegen.’ ‘Waarom niet?’ vroeg K.I.
Nellie Waldfeucht besloot dat het tijd werd haar
ouderlijk huis te verlaten. Ze wilde gaan studeren in N. Eigenlijk was ze blij
dat K.I. niet tussen haar en haar plannen was gekomen. Maar toen ze op haar
fiets naar het station in de nabijgelegen stad ging, stopte ze even bij een
boom. Ze sneed een rechthoek om de letters die er nog niet zo lang geleden in
gekrast waren. Voorzichtig gleed ze met haar mes achter de gladde beukenbast.
Ze legde het sjabloon tussen de bladzijdes van het boek dat ze in de trein
wilde gaan lezen.
mooie novelle - graag gelezen - gevoelig en sterke beelden.
BeantwoordenVerwijderenDank je, Anne. Intussen staat het hele verhaal op het blog. Kleine veranderingen, een kort hoofdstukje en een omslagje erbij. In Issuu-formaat. Valt er tenminste iets te bladeren.
BeantwoordenVerwijderen