1 dec 2012

Sjabloon



Deel 9 van: De korte maar miraculeuze liefde van Nellie Waldfeucht en Karel Innemee


Hij was niet verbaasd toen hij vanuit het bos een bromfiets hoorde naderen. Ook zonder te kijken wist hij wie de berijder was. Hij herkende het geluid. Maar ook zonder het wat hese geluid van de Puch wist hij dat het M.D. was. L.C. in het nieuwe leven dat er nu niet meer van zou komen. Ludo Coenen had hij die ochtend nog even gedacht, zonder die vanuit een zekere genegenheid gekozen naam meteen goed te keuren. Speels (Ludo) en moedig (Coenen) vond hij de twee eigenschappen die in M.D. voortdurend om de overhand vochten: onbedachtzaamheid was dan de passende samenvatting van die namen.
Even hoopte hij nog dat Nellie Waldfeucht achter op de brommer zou zitten. Heel even, als een korte flits. Maar hij wist dat het niet zo zou zijn. Hij draaide zich net op tijd om om M.D. met slippend achterwiel te zien remmen.
‘Jij bent hartstikke gek, jij’, zei M.D. lachend, ‘Wanneer heb je die letters in die boom gekrast?’ K.I. haalde zijn schouders op. Wat maakte het ook uit. ‘Welke letters?’ vroeg hij nog wel, maar hij wist dat M.D. hem doorzag. ’N.W. kruisje K.I. natuurlijk, Karel Innemee. Werkelijk, hoe verzin je het.’
‘Was je daar?’
“Ja, Nellie vroeg me of ik met haar mee ging. Ze vond dat je zo vreemd deed. Dat je per se bij die boom wilde.’
‘Is zij daar nu dan?’
‘Nee, ze is naar huis.’
‘Naar huis? Maar dan had ik haar toch moeten zien.’
‘Nee, gek. Ze woont in U., weet je dat niet? In het eerste huis als je aan de andere kant het bos uitgaat.’
‘Daar?’
‘Ja, ze is vriendin met T., die nicht van je. Via een grote omweg is ze zelfs nog familie. Een broer van je moeder is getrouwd met een tante van haar, of zoiets.’
‘Maar heeft ze die letters dan gezien? Toen ik er met haar was?’
‘Nee, tenminste, dat zei ze. Maar erg verbaasd was ze niet, toen ze ze zag.’

‘Nu even niet’. Dat had Nellie Waldfeucht geantwoord toen M.D. haar had gevraagd of ze K.I. nog eens wilde zien. M.D. had haar verteld over het korte gesprekje op zijn feest, hij had haar ook zijn echte naam verteld. Natuurlijk had M. Karel gevraagd of hij mee wilde rijden. Naar huis, of met M. mee naar wat wiet en muziek. ‘Nu even niet,’ had ook Karel gezegd.
Karel liep het bos in. Tot bij de boom. Tot bij de letters. Want dat waren het. Letters, meer niet. Hij legde zijn hoofd tussen het begin van de wortels en keek naar boven. Hij zag hoe de takken ver boven zijn hoofd contact maakten met die van de bomen rondom. Hij hoorde het getik van takken die elkaar in de wind raakten. Hij hoorde Nellie Waldfeucht.
‘Wat jammer, J. Dat je niet gewoon verteld hebt hoe het zat. Het had mooi kunnen worden. Jij en ik. Het was zo heerlijk met je. Bij die boom. Die kloteboom. Je wist toch dat het zo nooit waar kon worden. Je kunt liefde niet liegen.’ ‘Waarom niet?’ vroeg K.I.

Nellie Waldfeucht besloot dat het tijd werd haar ouderlijk huis te verlaten. Ze wilde gaan studeren in N. Eigenlijk was ze blij dat K.I. niet tussen haar en haar plannen was gekomen. Maar toen ze op haar fiets naar het station in de nabijgelegen stad ging, stopte ze even bij een boom. Ze sneed een rechthoek om de letters die er nog niet zo lang geleden in gekrast waren. Voorzichtig gleed ze met haar mes achter de gladde beukenbast. Ze legde het sjabloon tussen de bladzijdes van het boek dat ze in de trein wilde gaan lezen.

2 opmerkingen:

  1. mooie novelle - graag gelezen - gevoelig en sterke beelden.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank je, Anne. Intussen staat het hele verhaal op het blog. Kleine veranderingen, een kort hoofdstukje en een omslagje erbij. In Issuu-formaat. Valt er tenminste iets te bladeren.

    BeantwoordenVerwijderen