4 mei 2014

K.I. & N.W. 10

Intussen begon Nellie Waldfeucht aan de lange holle weg tussen haar geboortedorp en het bos waaruit ze de letters gesneden had. In haar stoffen schoudertas droeg ze haar telefoon, haar beurs, een tube lijm en haar schilderijtje. Ze had de beukenbast uit het lijstje gehaald en los in de tas gestopt. Het risico dat de letters beschadigd werden, was gezien de leeftijd vrij groot, maar gezien het doel van haar wandeling was dat geen echt probleem.

Ze was net langs het huis gelopen waarin ze was opgegroeid, maar melancholie paste niet bij het fraaie ochtendlicht, de frisse lucht, haar bestemming. Want zo voelde het: alsof ze op weg was naar een nieuw leven. Geen gerotzooi meer onder bomen, geen gedoe meer met mannen die haar volslagen koud lieten en die haar alleen maar zagen als de geslaagde afsluiting van een avondje stappen. Ze moest maar eens op zoek gaan naar die ene man, waarmee ze kon samenwonen en rustig oud worden. Of misschien zelfs dat niet. Gewoon alleen oud worden. Maar dan zonder de terugkerende uitspattingen, zonder de fantasieën die haar daartoe dreven. Zonder K.I. 
Want dat realiseerde ze zich nu pas echt: haar leven was sinds K.I. niet meer wezenlijk veranderd. Behalve dan dat ze de teleurstelling sindsdien altijd was voorgebleven. 
Ze herinnerde zich de eerste jongen waarmee ze in N. seks had gehad. Op een avond na een concert in Doornroosje was ze, na twee pilsjes en een praatje, met hem meegegaan naar zijn kamer in de buurt van Heyendaal. Ze hadden het gedaan. Ze hadden een paar sigaretten gerookt. En toen voelde ze de onrust. Ze wilde naar huis. Nou ja, naar haar kamer in het centrum die ze nog geen week eerder had betrokken. Ze gebruikte de onuitgepakte dozen nog als meubilair. 
Haar thuiskomst herinnerde ze zich nog goed, de naam van de jongen niet meer. Vaag zag ze  lang vuilblond haar en een snor. En een veel te wit lijf. Ook de seks herinnerde ze zich nauwelijks. Ze wist nog dat ze die nacht thuis het stuk beukenbast uit haar tas had gepakt en op de tafel gelegd. Ze nam het lijstje met de foto van haar met haar ouders van de muur, haalde de foto eruit en legde de letters op het glas. Ze bevestigde het karton weer aan de achterkant en hing haar schilderijtje op. De volgende dag was het glasplaatje beslagen. Blijkbaar was de bast nog wat vochtig. Sindsdien hing haar schilderij zonder glas aan een van de muren van haar opvolgende woningen. 

Pas jaren later -al in A.- haalde ze het schilderijtje voor het eerst van de muur en legde het op het hoofdkussen naast het hare terwijl ze masturbeerde. Vreemd eigenlijk dat ze altijd aan een kant van haar tweepersoonsbed was blijven liggen. Rechts, altijd rechts. Aan de linkerkant groeiden de contouren van het bos. Een kilometer nog, misschien twee. Nellie Waldfeucht kon geen afstand schatten.


Vanaf de kasteelboerderij aan de westrand van het bos was het nog maar zo'n vijfhonderd meter. Toch ging Nellie Waldfeucht even zitten op de eerste bank die ze tegenkwam. De zon wierp de schaduw van takken en bladeren van de eerste bomen op haar lichaam, haar hoofd. Ze had het warm. Ze dronk een slokje water en keek over de velden en weilanden terug in de richting van haar geboortedorp. Ze herinnerde zich de tocht van jaren geleden. Dat bankje stond er toen ook al. Ook toen had ze erop gezeten. Ze had gepraat met een vriend, een wederzijdse vriend. Die had haar verteld over Karel Innemee en over diens eigenlijke naam. Hij had haar verteld over een kort gesprekje op een feest waarin K.I. zijn vriend had gevraagd hem als Karel Innemee aan Nellie Waldfeucht voor te stellen. 'Maar waarom?' had ze gevraagd, maar daar had de vriend geen antwoord op gehad. 'Maar waarom?' had ze ook later nog gevraagd aan hem die ze nooit meer had gezien.'Het had zo mooi kunnen worden. Jij en ik. Het was zo heerlijk met je bij die boom. Die kloteboom. Je wist toch dat het zo nooit waar kon worden. Je kunt liefde niet liegen.'

'Maar waarom?' vroeg ze ook aan zichzelf. Waarom had die ene korte episode uit haar leven een zo grote invloed? Waarom was ze nooit losgekomen van die ene keer? Het was niet eens de eerste keer dat ze seks had gehad. Dat was ruim een jaar eerder geweest, met een jongen uit het dorp, zoals dat hoorde, tegen de muur van de kerk. Veel onhandig gefrunnik en teleurstelling. Een anekdote die ze gisteren nog aan haar vriendinnen had verteld. 'Hoe heette hij?' had vriendin één gevraagd. 'Peter. De achternaam weet ik niet meer.' 'Weet je het zeker? Was het niet K.I.?' 'Nee zeg, hoe kom je daarbij? Hoe kun je dat nou denken?' 
'En waarom,' vroeg Nellie Waldfeucht zich af, 'waarom noem ik Karel Innemee nog steeds Karel Innemee en niet bij zijn echte naam? Als ik hem nu zou ontmoeten, zou ik hem aanspreken met Karel. Hij is Karel. Karel Innemee, niet die ander. Of zou ik het met die ander ook gedaan hebben, toen en daar? En zou het net zo fijn zijn geweest?' Ze stond op en liep verder in de richting van de boom. 'Misschien.' Maar haar hoofd schudde nee. 
Bij de boom pakte ze het  schilderijtje uit haar tas, en de tube lijm en haar mobiel. Ze kneep de tube half leeg op de achterkant van het lettersjabloon en plakte dat in de rechthoek in de boombast. Ze maakte er een foto van. 


Ze liep verder met de telefoon aan haar oor. Ze beschreef de route naar een cafeetje dat ze wist aan de andere kant van het bos. Haar vriendinnen hadden haar spullen al ingepakt. Ze zouden haar zo komen oppikken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten